

In een periode waarin alle aandacht uitging naar vormvernieuwde experimenten van de Conceptuele Kunst werd het medium schilderen daardoor opnieuw onder de aandacht gebracht. Dit was kennelijk ook een belangrijke impuls voor de "heftige" schilderde jongere tweede generatie neo-expressionisten. Deze zogenaamde "Neue Wilden", de hedendaagse tegenhangers van de "wilden" van vroeger (de fauves), presenteerden zich aanvankelijk in groepen, zoals de "Mülheimer Freiheit" in Keulen (De naam is ontleend van de straat waar de kunstenaars gemeenschappelijk
vanaf 1978 een atelier hadden) met Hans Peter Adamski, Gerard Kever, Peter Bömmels, Gerhard Naschberger, Walter Dahn en George Jiri Dokoupil. Het Groninger Museum met Frans Haks als directeur heeft ook een belangrijke rol gespeeld in de aandacht voor deze nieuwe schilderkunst. In het begin van 1981 organiseerde Haks voor het eerst in Nederland een grote en geruchtmakende tentoonstelling van deze Keulse groep.
De "Neue Wilden" wilden geen nieuwe stijl, geen nieuwe richting en wilden absoluut tot geen nieuwe avant-gardistische stroming gerekend worden.
Het ging er niet om voortdurend tegen iets (een traditie) te zijn, ook niet tegen andere kunstenaars. Op deze wijze geven de "Neue Wilden" niet een vlucht in een persoonlijke fantasiewereld weer, zoals de "Jonge Italianen", maar het levensgevoel van de jaren tachtig. Ieder staat open voor commentaar en zelfs direct ingrijpen van de ander. Deze situatie dwingt hen ertoe zichzelf steeds te vernieuwen, waardoor gezichtverlies binnen de groep uitgesloten wordt geacht. Vaak verandert men de titels achteraf. "Een punt van belang voor de toeschouwer is dat hij zich net zozeer voor het werk openstelt als de kunstenaar dat voor elkaar doen. Wie niet bereid is zich in hun mentaliteit te verdiepen, zal hun werk niet vatten", aldus Frans
Haks in de catalogus ‘Mülheimer Freiheit’.
Door zijn inspirerende tentoonstellingen van de begin jaren tachtig heb ik mij mede ontwikkeld in de moderne kunst.

De "Neue Wilden" wilden geen nieuwe stijl, geen nieuwe richting en wilden absoluut tot geen nieuwe avant-gardistische stroming gerekend worden.


Door zijn inspirerende tentoonstellingen van de begin jaren tachtig heb ik mij mede ontwikkeld in de moderne kunst.
Vorige week heb ik de catalogus Mülheimer Freiheit, "Die Seefahrt und der Tod", Kunsthalle Wilhelmshaven (december 1981) en Kunstverein Wolfsburg (mei 1982) gekocht. Dit bestaat uit zes kunstenaarsboekjes elk ontworpen door de zes bovengenoemde kunstenaars. Als eerbetoon aan
