Cultuurjournalistiek: De Avonden

Ik wil graag extra aandacht vragen voor het radioprogramma van De Avonden. Radio 6 richt zich volledig op soul- en jazzmuziek en bijpassende genres zoals funk, rhythm & blues en de wereldmuziek die aan die stromingen is gerelateerd. In de avond is er ruimte voor cultuur in het programma ''De Avonden'' op elke werkdag 19-22 uur en zaterdag van 08-12 uur. Onder Beeldende Kunst zijn vele oude opnames uit het archief te beluisteren over diverse kunstenaars en vele (lopende) tentoonstellingen. De nieuwe Radio 6 website is ontworpen door en ontwikkeld onder leiding van VPRO Digitaal. Een aanrader!

Een ode aan Sigmar Polke

Zonder titel (Dr. Bonn), 1978 Groninger Museum

De Duitse schilder en fotograaf Sigmar Polke is vandaag overleden. Polke werd 69 jaar oud. Hiermee verliest Duitsland een hele interessante en boeiende kunstenaar. Polke was een van de sleutelfiguren in de hedendaagse kunst. De superieure manier waarop hij alle mogelijkheden van de beeldende kunst uitbuitte, de ´hogere´ en de ´lagere´, de technologische en de ambachtelijke, de combinatie van zijn onuitputtelijke inventiviteit en de ironische afstand die hij bewaarde, verbonden met een onverholen subjectiviteit, hebben hem tot een van de belangrijkste stuwende krachten van de postavant-gardistische kunst van de jaren tachtig gemaakt. Achim Duchow, Dahn, Schnabel en Salle behoorden tot zijn werkkring op zijn boerderij in Willich.

In Nederland zijn werken van polke in de collecties opgenomen in het Stedelijk Museum Amsterdam, Van Abbemuseum, Boymans Van Beuningen, Groninger Museum en De Pont. In bijvoorbeeld  het werk ´Zonder titel (Dr. Bonn)´ in Groningen  is een man zonder gelaatstrekken afgebeeld. Hij zit achter een bureau en richt een katapult op zijn eigen voorhoofd. De ondertitel Dr. Bonn suggereert dat het hier gaat om het toenmalige West Duistland. Aan de wand hangen opsporingsplakkaten van Andreas Baader en Holger Meins, beruchte terroristen. De voorstelling is zwart-wit geschilderd in het witte licht van een schijnwerper. Schakelt Duitsland in een verregaande angst voor terrorisme zichzelf uit?

Klik voor meer en uitgebreide informatie over Polke op Kunstencyclopedie moderne kunst na 1945.

Het vooruitstrevende aankoopbeleid van Frans Haks

Mendini en Memphis op de tentoonstelling
"100 jaar verzamelen 1894-1994" in het Groninger Museum
(foto: Henk Woudsma)
Mendini en Memphis op de tentoonstelling
"100 jaar verzamelen 1894-1994" in het Groninger Museum
(foto: Henk Woudsma)
Elke (Groninger) kunstliefhebber kijkt met heimwee terug naar de periode van Frans Haks (1938-2006) als directeur van het Groninger Museum (1978-1995). Als directeur voerde Haks een vooruitstrevend aankoopbeleid. Haks zette het Groninger Museum nationaal en internationaal op de kaart. Met vernieuwende, exuberante tentoonstellingen en het nieuwe museumgebouw. Hij negeerde alle gangbare opvattingen over wat kunst is. Jonge kunstenaars werden naar het museum gehaald voor ze internationaal doorbraken. Frans Haks was eigenwijs en provocerend, maar ook een man met een visie. Hij heeft een nooit meer uit te wissen bijdrage geleverd aan Groningen en een andere mentaliteit mogelijk gemaakt (bron: Groninger Museum). De belangrijkste tentoonstellingen zijn: Die enthauptete hand. Chia, Clemente, Cucchi, Paladino – 100 zeichnungen aus Italien (1980), Nieuwe Duitse Kunst I. Mülheimer Freiheit (1981), Figuration Libre (1983), Nuovo Futurismo (1985), Minder kan het niet. Exuberantie nu (1989) en Africa Now (1991/1992). Uitgebreide beschrijvingen van deze tentoonstellingen kunt u zien op: Kunstencyclopedie beeldende kunst na 1945 bij ''Belangrijke tentoonstellingen''.

Toen in jaren tachtig nogal wat kunstenaars zich gingen interesseren voor de grensgebieden tussen kunst en wat vanouds toegepaste kunst heet, is de aandacht daarnaar verlegd. De grote verzameling ontwerpen van Studio Alchemia (Allessandro Mendini) en Memphis (Ettore Sottsass en Michele de Lucchi)is daar ondermeer resultaat van. Deze ontwerpen stonden aan de wieg van het nieuwe gebouw van het Groninger Museum. Deze ontwerpen zijn nu te zien op de tentoonstelling "100 jaar verzamelen 1894-1994" in het Groninger Museum.

Klik voor een hele leuke film van Henk van Os op: Beeldenstorm Frans Haks. Luister naar Frans Haks op Het Nut Van Genot op de Ridderradio uit 2005.

Koele abstractie en nieuwe figuratie van Bram Westers


Overzicht tentoonstelling "100 jaar verzamelen 1894-1994" Groninger Museum
met v.l.n.r. Struycken, Dekkers en Bonies (foto: Henk Woudsma)
Peter Struycken, Wetmatige kanteling van 3 kubussen, 1966
en op achtergrond Wetmatige beweging van vorm en kleur, 1964
Overzicht tentoonstelling "100 jaar verzamelen 1894-1994" (foto: Henk Woudsma)

 Peter Struycken, Structuur XVIII, 1967 en Daan van Golden, Compositie in rose, 1965
Overzicht tentoonstelling "100 jaar verzamelen 1894-1994" (foto: Henk Woudsma)

Raoul de Keyser, Voetbalkous, 1970 Groninger Museum (foto: Henk Woudsma)

Onder het dictoraat van Bram Westers vanaf 1963 is het beleid van Jos De Gruyter om een moderne verzameling aan te leggen voortgezet. Hij richtte het verzamelbeleid op twee op dat moment actuele tendensen: de ''koele abstractie'' (ook wel Post Painterly Abstraction genoemd) van kunstenaars als Peter Struycken, Ad Dekkers, Daan van Golden en Bonies en de ''nieuwe figuratie'' van Reinier Lucassen, Etienne Elias, Raoul de Keyser en Roger Raveel. Deze zijn nu te zien op de tentoonstelling "100 jaar verzamelen 1894-1994" in het Groninger Museum. Voor meer informatie over de stromingen en stijlen met de kunstenaars klik op: Kunstencyclopedie beeldende kunst na 1945.

Introductie van modernen door De Gruyter

Piet Ouborg, Compositie met zwart ovaal (1947) Groninger Museum (foto: Henk Woudsma)
Theo Bitter, Korenlandschap III (1954) Groninger Museum (foto: Henk Woudsma)
Jan van Heel, Duiven in sneeuw (1955) Groninger Museum (foto: Henk Woudsma)
Met zijn schenking van Compositie met zwart ovaal (1947) van Piet Ouborg in 1955 maakte W. Jos de Gruyter een begin aan de collectie hedendaagse Nederlandse kunst. Over de aankoop van de modernen schreef hij dat dit altijd een onzekere zaak was, maar dat een museum ‘een sociale verantwoording’ heeft en niet alleen moet conserveren, maar ook moet stimuleren. Ook schonk De Gruyter in 1956 het moderne beeld Plastiek (z.j.) van Toon Kelder, een tekening van Gerrit Benner en een schilderij van de Vlaamse kunstenaar Jacob Smit aan het Groninger Museum.
De Gruyter verzamelde zowel vooroorlogse expressionisten als eigentijdse, voor wie hij een persoonlijke voorliefde had. Het lyrische doek ''Mon Abri'' uit 1959 van Jaap Nanninga is hiervan een voorbeeld. Deze collectie breidde hij in de loop der jaren uit met eigentijdse schilderkunst van onder andere de Nederlanders en gematigde modernen Theo Bitter (Korenlandschap III, 1954), Henri Kley (Kust bij Oslo, 1954 en Boomgrens Lapland, middernachtzon, 1957), Jan van Heel (Stilleven, 1954 en Duiven in sneeuw, 1955) en de lyrische abstracten Jef Diederen (Feest van Joodse kinderen II, 1961), Gerrit Benner (zie afbeelding links: bomen, 1955 en Paard in weide, 1960), Job Hansen (Paardenboxen, 1958 en Wielrijdster aan de gracht, 1955) en Duncan Smith (Laisse moi le temps, 1956; Alors j’y tiens, c’est humain, 1956 en Les Sapins spirales, 1955).

Uit geldgebrek moest De Gruyter een stadium overslaan: de dramatische schilderijen waarmee Cobra direct na de oorlog furore maakte waren al onbetaalbaar toen hij aantrad. Slechts één Constant en één Appel vullen het hiaat. Ze werden later bemachtigd door de Groningse kunsthistoricus Bram Westers, die het museum van 1963 tot 1978 leidde, samen met Paul de Vries, de eerste conservator beeldende kunst.

De kleurrijke beesten van David Linares

David Linares, Zonder Titel, 1989 Groninger Museum (foto: Henk Woudsma)

David Linares, 3x  Zonder Titel, 1989 Groninger Museum (foto: Henk Woudsma)

We wisten niet beter. De westerse kunst hoort in een kunstmuseum en niet-westerse kunst in een volkenkundige of missie-musea. De tentoonstelling "Les magiciens de la terre" in Parijs bracht daar verandering in. Ook Frans Haks was overrompeld door deze tentoonstelling.  Frans Haks: "Door het Centre Georges Pompidou in Parijs werd in 1989 de tentoonstelling ‘Magiciens de la terre’ georganiseerd. Daar was werk van een honderdtal kunstenaars te zien zowel uit het westen als uit de zogenaamde ontwikkelingslanden. Tegenstanders riepen dat zoiets niet in een kunstmuseum thuis hoorde en dat kunsthistorici zich niet op het terrein van culturele antropologen dienden te begeven. Van de kant van kunsthistorici kwam de kritiek dat het niet anders dan om een willekeurige keuze van kunstenaars kon gaan omdat westerlingen te weinig kennis en criteria ontwikkeld hebben om op een zinnige manier een keuze te kunnen maken uit die verre landen. Voor mij was die tentoonstelling een openbaring omdat ik me voor het eerst realiseerde dat het geen zin meer heeft een onderscheid te maken tussen kunst uit het Westen en uit de rest van de wereld. Het leek me niet langer gerechtvaardigd de vrije kunst uit het westen in kunstmusea te tonen en de kunst uit de rest van de wereld aan volkenkundige musea over te laten: er blijkt sprake te zijn van een soort ‘Zeitgeist’ die over de gehele wereld gelijkwaardige producten levert".

Die overtuiging heeft ingrijpende gevolgen gehad voor het beleid van het Groninger Museum. Een directe reactie was om een aantal stukken uit de tentoonstelling voor de collectie te verwerven, onder andere uit de Ivoorkust, Nigeria, Zaïre en... Mexico. De mexicaanse kunstenaar heet David Linares en maakt indrukwekkende en kleurige beesten die nu te zien zijn op de tentoonstelling "100 jaar verzamelen 1894-1994" in het Groninger Museum.

De humoristische ondertoon van Plumcake

Plumcake, Verheven (Levitando) 1987, Groninger Museum (foto: Henk Woudsma)

De installaties – soms heel klein – van de Italiaanse kunstenaarstrio (Cella, Pallota, Ragni) Plumcake hebben een humoristische ondertoon. De voorstellingen variëren van een tropisch eiland tot een soort bouwplaat voor een decor van een rampenfilm. Het werk doet denken aan de speelgoed- en reclame-industrie die inspelen op de talloze nieuwe films en rages. Hoe verschillend de afzonderlijke producten van de kunstenaars ook zijn, de achterliggende visie is eensluidend. Juist door gebruik te maken van schilderkunst, sculptuur en ruimtelijke vormgeving door elkaar heen, en geen eenheid van stijl te tonen, geven zij hun gerichtheid op de eigen tijd aan. Zij trekken zich niet terug in een eigen mythische wereld zoals Chia, Cucchi en Clemente, maken ook geen gebruik van citaten uit de kunstgeschiedenis en gaan ook niet op in een andere tijd, zoals Mariani. De grote hoeveelheid massaproducten auto’s en apparaten, de honderden beelden die door de film en t.v. dagelijks over het publiek worden uitgestort, verbeelden zij in de kunst. De binnenstad van Milaan, vol winkels en kantoren, is hierbij duidelijk als achtergrond aanwezig. Ook hierin liggen de vergelijkingen voor de hand, vooral met Pop art-achtige tendensen die bij individuele kunstenaars en ontwerpgroepen destijds over de hele wereld aanwezig waren (bron: catalogus Nuovo Futurismo, Groninger Museum 1985).

Het werk "Verheven" is nu te zien op de tentoonstelling "100 jaar verzamelen 1894-1994" in het Groninger Museum. Het is één van een serie van tien harten. Deze voorbeelden illustreren hoe Plumcake de eigen traditie heeft voortgezet binnen de zelfgekozen beperking van de vorm van een hart.

Breyten Breytenbach in het Groninger Museum

Breyten Breytenbach, Oude Koning (Breyten), 1966 Groninger Museum (foto: Henk Woudsma)
Na Lucebert in 1958 trok Galerie Espace in Amsterdam nog een aantal andere dubbeltalenten aan zoals in 1964 de Zuid-Afrikaanse schilder en schrijver Breyten Breytenbach. In 1966 hield Breyten daar zijn tweede expositie van zijn schilderijen, getiteld "Le Singe Peint". Naar aanleiding hiervan gaf Espace een catalogus uit met als omslag een prachtige dubbele litho van menselijk gedaanten in een surrealistische stijl. Op 17 augustus 2008 heb ik daarover en over Breytenbach een uitgebreid artikel geschreven: Breyten's surrealistische gedachtenstroom. Tijdens deze expositie was ook een schilderij te zien, getiteld "Old King (Breyten) uit 1966. Toevallig en erg verassend is dat dit werk nu ook te zien is op de tentoonstelling "100 jaar verzamelen 1894-1994" in het Groninger Museum als één van de werken uit hun collectie.

Breytenbach zich vanaf het begin van zijn Parijse tijd het beste heeft thuis gevoeld bij de zogenaamde Nieuwe Figuratie, een richting die zich afzette tegen de dominantie van de abstract werkende École de Paris. Voor meer informatie over deze stromingen klik op: Kunstencyclopedie beeldende kunst na 1945. Binnen de figuratieve stroming oriënteerde Breytenbach zich op het uit de jaren twintig daterende surrealisme, dat ook lang na 1945 nog een inspiratiebron voor tal van schilders, dichters en schrijvers bleef. De surrealistische beeldtaal bood Breytenbach een mogelijkheid om uitdrukking te geven aan zijn gevangenschap in Zuid-Afrika. De werkelijkheid begon hij steeds meer als een benauwende droom te ervaren. Opvallend zijn telkens terugkerende symbolen: groteske kruisingen van dier en mens, kadavers, geamputeerde lichamen, bloeddorstige beesten. Galgtouwen dalen af uit de ruimte; mensen veranderen nu eens in vogels en dan weer in vissen; figuren zonder hoofden, ogen of armen staan er als zoutpilaren bij; een vagina is eerst een mond, daarna een oor en vervolgens een hoed, een wortel en een tong hebben de vorm van een penis. Anders dan je verwachten zou, stralen deze beelden geen kilte uit, maar suggereren ze kwetsbaarheid. Daarbij gaat het lang niet alleen om concretiseringen van de naamloze en onbestemde angst die van buiten komt, maar ook om de monsters die tevoorschijn komen uit de krochten van het eigen onderbewuste (bron: Trouw, 1 juli 2009).

Expressief werk van Duncan in het Groninger Museum

Duncan Smith, Alors j’y tiens, c’est humain, 1956, collectie Groninger Museum (foto: Henk Woudsma)

Het schilderij "Alors j’y tiens, c’est humain" uit 1956 van de Engelsman Duncan Smith lijkt rechtstreeks voor te komen uit het Abstract Expressionisme. Met name van de Duitse expressionist Hans Hofmann. Het Abstract Expressonisme in Amerika bracht na de Tweede Wereldoorlog het expressionisme van Van Gogh, de abstractie van Kandinsky, de kleurvlakken van Matisse en vooral het onbewuste van Miró bijelkaar. De invloed uit Europa is dus groot. Hofmann bracht met zijn "Spring" uit 1940 als eerste kunstenaar in Amerika de ideeën van het Surrealisme in praktijk. De internationale expressionistische stroming van na 1945, manifesteerde zich ook in verschillende groepen of bewegingen in Europa. Dit wordt ook wel informele schilderkunst genoemd. Hierin openbaarde zich de vreugde van de herwonnen vrijheid. Emoties zonder remmingen uitgedrukt in de kunst. Het schilderij van Duncan is een typisch voorbeeld van de Informele Kunst. Duncan: "Voor mij heeft de kunst vooral een mystieke oorsprong, bijna legendarisch, en wordt zij geboren uit een geestelijke behoefte. Uiteindelijk is haar karakter magisch, wat zeggen wil dat wanneer de kunstenaar zijn eigen persoonlijkheid kan integreren door middel van zijn kunst, hij een contact tot stand brengt met de archaïsche erfenis en het collectieve onbewuste van de mensheid". Dit prachtige schilderij is momenteel te zien in het Groninger Museum tijdens de tentoonstelling "100 jaar verzamelen 1894-1994". Naast dit werk bezit het museum nog een werk uit 1956 van Duncan, getiteld "Laisse-moi le temps" en een werk uit 1955, getiteld "Les Sapins spirales".
Hans Hofmann, Spring, collectie MOMA (1940)

Oorspronkelijk Caravaggio's in Rome

Bijna het volledige werk van de Italiaanse schilder Caravaggio is dit jaar tot en met juni te zien tijdens een tentoonstelling in de Scuderie del Quirinale, de oude paardenstallen van het presidentieel paleis, in Rome. Voor het eerst zal een dertigtal werken, alleen doeken die zeker aan de meester worden toegeschreven, samen te zien zijn. Op deze manier herdenkt Italië dat Michelangelo Merisi da Caravaggio vierhonderd jaar geleden op het strand van Porto Ercole aan malaria of een griepvirus bezweek. Caravaggio werd in 1571 geboren in het dorpje Caravaggio in het noorden van het huidige Italië. Hij leidde een veelbewogen leven. De schilder was een heethoofd en kwam verscheidene keren in aanvaring met de justitie in Rome. Uiteindelijk vluchtte hij uit de stad, nadat hij een man in een zwaardgevecht had gedood ter verdediging van een vrouw. Hij belandde in Napels en daarna op Malta.

Bekende schilderstukken die nog op de oorspronkelijke plaats hangen in Rome zijn te vinden in de volgende kerken: de Santa Maria del Popolo, de S. Agostino, de San Luigi dei Francesi (Contarelli Chapel) en de Santa Maria del Popolo (Cerasi Chapel). Dit is prachtig te zien op bovenstaande documentaire van Mariken Smit.

Website van het jaar: Siena Guida Virtuale

Siena (foto: Henk Woudsma)

Siena (foto: Henk Woudsma)
Siena (foto: Henk Woudsma)
Siena (foto: Henk Woudsma)

Durf ik het uit te spreken? Nu al uitverkoren tot website van het jaar? Ik denk het wel. Gaat u toevallig binnenkort naar Siena? Wat een manier om een stad te promoten en om je nu voor te bereiden. Geniet van een virtueel en interactief bezoek van het historische centrum van Siena: Siena Guida Virtuale. Via deze panoramische beelden en kaarten maakt u kennis met de monumenten, gebouwen en kunstwerken van deze prachtige stad met zijn rijke middeleeuwse textuur die vol is van prachtige gotische juwelen. Deze site maakt uitgebreid gebruik van multimedia-technologie. Apple Quick Time en Adobe Flash moet dus worden geïnstalleerd op uw computer om uw bezoek compleet te maken. Veel plezier!

Siena (foto: Henk Woudsma)

Stedelijk Museum Schiedam ontvangt ateliernalatenschap Constant in langdurig bruikleen


Een van de indrukwekkendste kunstdocumentaires is de documentaire over Constant (1920-2005) van Maarten Schmidt & Thomas Doebele uit 2005. Een persoonlijke vertelling over Constant Nieuwenhuys tijdens de laatste maanden van zijn leven, bezig met de laatste details aan de horizon van zijn laatste schilderij (Uitzending Uur van de wolf 2005). De meeste opnames zijn gemaakt in zijn atelier in Amsterdam.

Het Stedelijk Museum Schiedam heeft een omvangrijk langdurig bruikleen ontvangen van 52 werken uit de nalatenschap van Constant. Het bruik­leen omvat 17 schilderijen en 6 ruimtelijke constructies uit de jaren 1952 - 1958 en 25 schilderijen en 4 werken op papier vanaf 1971 tot en met 2005. Alle werken zijn afkomstig uit het Amsterdamse atelier waar Constant vanaf 1964 werkte en dat begin dit jaar met hulp van het Stedelijk Museum Schiedam is ontruimd.

Het langdurig bruikleen is voor het eerst te zien op de
tentoonstelling Constant van 14 december 2008 tot en met 22 maart 2009.

De verbouwing in beeld: Het Stedelijk Museum in Amsterdam



Voor degenen die dit nog niet hadden gezien!

Het ontwerp van Benthem Crouwel is zo krachtig dat de gewenste oriëntatie-verandering van het museumensemble richting Museumplein vanzelfsprekend tot stand komt. Het nieuwe entreegebied vormt met de aangrenzende publieke ruimten als kenniscentrum, winkel en restaurant een grote, open transparante ruimte tegen de achtergrond van het rode baksteen van het zichtbare en onaangetaste, oude gebouw.

Het is een beeld dat in de inleiding bij het Programma van Eisen beschreven staat: 'De lastigste opgave is om van het Weissman-gebouw en de nieuwbouw één geheel te maken, gegeven dat de architectuur van beide delen hemelsbreed van elkaar verschillen. Het einde van de negentiende eeuw naast het begin van de éénentwintigste eeuw. Beter nog dan ‘naast’ is het woord samen.(…) Mondriaan heeft het eens gehad over ‘het zien van de ware eenheid door tegendelige tweeheid’. Een mooie leidraad. Het Weissman-gebouw is de geschiedenis, de nieuwbouw is de toekomst en samen vormen zij de vloeiende continuïteit van het Stedelijk Museum. Eenheid in tweevoud.’

Het is Benthem Crouwel gelukt om het begrip ‘eenheid in tweevoud’ op superieure wijze gestalte te geven. Dat is een kwestie van architectuur. Bovendien is het Benthem Crouwel gelukt om het gezicht van het Stedelijk Museum om te wenden naar het Museumplein. Dat is een kwestie van stedenbouw. Op beide terreinen tonen Benthem Crouwel zich met dit ontwerp meesters in het métier. Realisatie van het plan van Benthem Crouwel is iets om je op te verheugen (bron: stedelijk.nl).

Schrift en gebaar: Harry Wolfkamp

Zonder titel 2004

Algemeen wordt aanvaard dat elke vorm van beschaving verbonden is met het gebruik van bepaalde typen en systemen van tekens. Deze determineren de werking van de menselijke geest, doordat een ingeboren aanleg de mens ertoe brengt deze tekens te ontraadselen, te verklaren en te gebruiken. Taal en teken zijn nauw verwant; getuige de gebarentaal. Vroeger gebruikte men de begrippen ‘woord’ en ‘teken’ willekeurig door elkaar; beide hadden ten doel het overbrengen van een gedachte. Harry Wolfkamp legt in zijn werk nadrukkelijk aandacht op schrift en gebaar. Wolfkamp concentreert zich op de eigenlijke kenmerken van schilderkunst, die tot uitdrukking komen tussen de psychische en fysieke aspecten. Geestelijke vervoering vindt in het werk ontlading in de gepassioneerde omgang met verf, vorm, kleur en schrift. Driften en hartstochten worden hierdoor tijdens het creatieve proces opgeroepen en vindt een ontlading. Wolfkamp werkt verder naar een evenwichtige compositie toe. Het spanningsveld tussen kleur, materie en geest, dat in zijn werk wordt opgeroepen, vertegenwoordigt het meest wezenlijke kenmerk van schilderkunst en tegelijkertijd de eeuwig menselijke conflicten tussen lichaam en geest, zinnelijkheid en spiritualiteit (bron: ro-ta-to-ra 1998 Han Steenbruggen).

Onlangs heeft het Martini Ziekenhuis werk van Wolkamp aangekocht. Uitgebreide informatie over de ''teken in de lyrische abstracte schilderkunst'' kunt u nalezen op: Kunstencyclopedie kunst na 1945.

Rodchenko leeft voort in Amsterdam, Groningen en Tilburg

Rodchenko, Monochromes, 1921

Sinds Rodchenko in 1921 in Moskou drie monochrome schilderijtjes tentoonstelde die werden beschouwd als "de ultieme autonome, absolute schilderkunst", heeft zich het idee post gevat dat er een eind is aan de ontwikkeling van de schilderkunst.

Toch overleefde de "schilderkunst om de schilderkunst". ''Concrete kunst'' is een term die in 1930 door Theo van Doesburg gebruikt om binnen een grote gebied van non-figuratieve kunst een onderscheid te maken tussen abstracte kunst en concrete kunst. Hij stelt in zijn manifest "Base de la peinture concrete dat het concrete kunstwerk volledig in de geest is uitgedacht voordat het uitgevoerd wordt, terwijl daarentegen de abstracte kunst gevoelsmatig of door abstrahering van de natuur ontstaat. De aanduiding concrete kunst beperkt zich hier tot het werk van de pioniers Max Bill, Van Doesburg en Georges Vantongerloo. De op wetmatigheden gebaseerde kunst, die rechtstreeks hieruit voortkomt en die vooral in Europa te vinden is, zou het beste systematische kunst genoemd kunnen worden.

Max Bill blijft het woord concrete kunst hanteren voor een groot deel van de kunst van begin jaren zestig. Voor de jongere kunstenaars was de concrete kunst al een verworvenheid; hun problematiek is meer specifiek en hun werk kan daarom beter gerekend worden tot kinetische kunst, nouvelle tendance, Zero etc.

In de loop van de jaren zestig en zeventig kon deze kunst onder benamingen als systemetic-, silent-, opaque painting, geplante, analytische malerei en als fundamentele schilderkunst als een soort kunsthistorische variant van de eigentijdse minimale en conceptuele stromingen gelegitimeerd worden.

Het was de wedergeboorte van de schilderkunst zelf, maar dan in figuratieve, (re-)citerende en "wilde" gedaante aan het eind van de jaren zeventig, die de "pure" schilderkunst definitief naar het dodenrijk leek te verbannen. Het tekent de positie van deze schilderkunst in de jaren tachtig, dat de schilders zich "radicaal" gingen noemen, zelf de pen ter hand namen om artikelen en zelfs manifesten te schrijven en eigen tentoonstellingen organiseerden. In de ''radical painting'' verwijst het overwegend monochrome schilderij naar de schilderkunst zelf en naar de kwaliteiten van textuur, ritme van de verfstreek, kleur en schaal. Anders dan in de fundamentele schilderkunst speelt in de radical painting echter vooral de werking en de beleving van de kleur een rol. De essentie van deze vorm van schilderkunst is de beleving van kleur. Deze opvatting van een "sprakeloze schilderkunst" komt tot uitdrukking in de benaming "dumb painting". Onder deze titel presenteerde het Utrechtse Centraal Museum in 1992 de "inhoudloze" schilderkunst. Het is een provocerende vingerwijzing naar de positie waarin de ''minimale'' of ''pure'' schilderkunst door de postmodernistische (en modernistische) kunstkritiek en kunsttheorie gemanoeuvreerd is.

Het begin van de jaren negentig wordt gekenmerkt door een opmerkelijke windstilte. In deze periode van - tijdelijke - windstilte treedt één fenomeen duidelijk op de voorgrond: een kunstkritische re-evaluatie van de abstracte schilderkunst. Kan er nog geschilderd worden in de inmiddels eerbiedwaardige traditie van de moderne twintigste-eeuwse schilderkunst? Ondanks de doodverklaring door de theorie blijft het onderzoek naar abstractie als tekensysteem - in een ''pure'' of minder pure vorm - ook in de loop van de jaren negentig belangrijk.

Ook vanaf 2000 lijkt de aandacht voor verf weer aan terrein te winnen. De belangstelling voor verf manifesteert zich bij kunstenaars op verschillende manieren, maar komt in z’n meest extreme vorm tot uitdrukking in duidelijk herkenbare en te volgen schildergebaren, waarbij intuïtie en improvisatie een belangrijke rol spelen.


Intuïtie en improvisatie stond centraal in de tentoonstelling ''Gebaren van verf'' in 2007 georganiseerd door Han Steenbruggen, voormalig conservator van het Groninger Museum. Vooral in de kleurnetwerken van Eric de Nie speelt de werking en beleving van kleur(sensatie) een grote rol. De zogenaamde Laufbilder van Eric de Nie komen planmatig tot stand. De keuzemomenten in het ontstaansproces zijn helder afleesbaar en de beheersing van het toeval luistert nauwkeurig.

Vincent Hamel heeft veel aandacht voor het gebruikte materiaal. Het formaat van het doek, de textuur en samenstelling van de verf; alles wordt door hem met een grote intensiteit en nauwkeurigheid onderzocht en tot stand gebracht. Ook aan de totstandkoming van de precieze kleur die meestal in vele lagen wordt opgebracht, is Hamel’s vakmanschap af te lezen. Zijn schilderijen zien er dan ook uit alsof er weinig aan het toeval wordt overgelaten, wat ook het geval blijkt te zijn. De sfeer in zijn monochrome doeken is er vooral een van contemplatie; met minimale middelen trekken deze werken de aandacht van de toeschouwer. Han Steenbruggen, directeur Museum Belvedère, verwoordde het eerder zo: ''Vincent Hamel laat zijn werken schitteren als in zichzelf besloten werelden van rust, eenheid en eeuwigheid''. Galerie Roger Katwijk brengt van 11 oktober t/m 8 november 2008 een opmerkelijke combinatie met schilderijen van Vincent Hamel en bronzen beelden van Bart Kelholt.

Kleur is al ruim twintig jaar het belangrijkste thema in het werk van Nan Groot Antink. Het gaat haar niet om de emotionele of esthetische aspecten, maar om de kleur zelf. Kleuren zijn bij haar verbonden met materie en krijgen in haar werk een bijna tastbare verschijningsvorm. Zij was te zien op de tentoonstelling ''dumb painting'' in 1992. Van 1 november t/m 11 januari 2009 is zij weer te zien in De Pont te Tilburg met een grote overzichtstentoonstelling.

Vincent Hamel, Eric de Nie en Nan Groot Antink waren resp. in 2007 en 2008 ook al te zien in Kunstruimte 09 in Groningen. Onlangs heeft het Martini Ziekenhuis in Groningen werk van Eric de Nie en Vincent Hamel aangekocht.

Bron: Catalogus Dumb Paining Utrecht (1992) en Kunst van nu (1971).

Radicale schilderkunst. Fundamentele abstractie. Formele schilderkunst. Geometrische Abstractie. Etc. Het zijn namen die allemaal min of meer in dezelfde richting wijzen. In alle gevallen gaat het om (schilder)kunst die de elementaire beginselen van het beeldvormingsproces bevragen én ze verwijzen naar een brede actuele kunstbeweging die meer dan ooit springlevend is.

Het verstilde en ingetogen werk van Ine Vermee in het Rijksmuseum Twenthe

 Zonder titel, 2000, lak op linnen, collectie Rijksmuseum Twenthe

Het werk van Ine Vermee (Tilburg 1954) is ingetogen en verstild. Het zijn reeksen van kleurvlakken in diverse technieken uitgevoerd en sober gepresenteerd. Vermee voegt zich hiermee in een lange traditie van abstract geometrische kunst, minimalisme en systematisch kleuronderzoek. Voor haar begon dit ooit vanuit een grote bewondering voor het werk van Jan Schoonhoven. Zijn witte reliëfs ontstonden vanuit een helder concept en een eenvoud van beeldende middelen, maar waren tegelijk gevarieerd en vol nuance. In de beperking bleek de rijkdom te liggen. Ine Vermee is in deze ingeslagen richting doorgegaan. Weliswaar een smal pad zonder veel zijpaden, maar wel een consequent doorgevoerd onderzoek naar monochromie en materiaal. Minder dan Schoonhoven is zij geïnteresseerd in het persoonlijk handschrift, maar meer in het procédé van vervaardiging. Zo heeft zij onder meer werken gemaakt met lak, email, textiel en inkjet. Uiteenlopende technieken die verschillende resultaten opleveren wat betreft oppervlak, textuur, licht- en kleurwerking. Voortdurend gaat het hierbij om de vraag hoe de kleuren en kleurnuances zich tot elkaar verhouden, zich in reeksen en gradaties tonen en hoe met verschillende materialen en technieken uiteenlopende resultaten bereikt kunnen worden. Vanuit deze onderzoekingen is Ine Vermee gefascineerd geraakt door kleurwaaiers en staalkaarten. Voor een serie ‘witten’, uitgevoerd in email, heeft ze een staalkaart van de bekende Amerikaanse architect Richard Meier als uitgangspunt genomen (Richard Meier Thirty Colors 2004). En zoals er op IJsland meerdere woorden voor sneeuw schijnen te zijn, zo maakt deze reeks duidelijk dat er niet één soort wit is. Ine Vermee zoekt de subtiliteit en de concentratie in plaats van het grote gebaar en de expressie van emotie. Ze streeft naar helderheid, eenvoud en perfectie. Het vocabulaire waarin zij zich uitdrukt bestaat uit kleuren en vormen die in hun combinaties en samenhang tot verrassende en genuanceerde uitspraken kunnen leiden (uit: De Pont Tilburg).
Zonder titel (studie in zwarten), 2004

De tentoonstelling van Ine Vermee in het Rijksmuseum Twenthe duurt nog tot en met 9 november 2008.

CoBrA 60 Knoeiers, kladders, verlakkers op Cultura

Op 18 oktober opent in het CoBrA Museum in Amstelveen de tentoonstelling ‘CoBrA 60 Knoeiers, kladders, verlakkers’. Het museum brengt een eerbetoon met ruim 70 topstukken uit de jaren veertig en vijftig van de 60 jaar geleden opgerichte kunstbeweging CoBrA. Schilderijen, werken op papier, beelden, gedichten, foto’s, documentaires en documenten geven een tijdsbeeld van de samenbundeling van creatieve krachten die deze beweging zo uniek maakte.

Cultura zendt op donderdagavond vanaf 20.30 uur en op zaterdag vanaf 12.00 uur een reeks prachtige documentaires uit over de geschiedenis van de CoBrA-beweging en over diverse kunstenaars die tot deze stroming hebben behoord. Zien is geloven!

Carl-Henning Pedersen Rod Stjernesol og skib (Rode sterrenhemel met schip) 1951 collectie Cobra Museum

Kunstruimte 09 Groningen

Kunstruimte 09: Clear Surface
Bijzondere aandacht wil ik vragen voor Kunstruimte 09 in Groningen. Kunstruimte 09 is een kunstenaarsinitiatief in de vorm van een stichting. Sinds september 2004 beheert zij een podium voor fundamentele en conceptuele kunst, waarbij in presentaties de dialectiek materie- idee aan de orde komt. De begrippen ‘continuïteit’ en ‘vernieuwing’ staan centraal in de programmering van het podium. De stichting initieert zelf presentaties en projecten, waarin werk van kunstenaars in een samenhangend geheel en met nadruk op dialoog tussen het werk van kunstenaars met verschillende opvattingen centraal staat. K09 geeft bovendien ruimte aan gastcuratoren, die middels een presentatie van door hen uitgenodigde kunstenaars, een persoonlijke visie geven op de uitgangspunten van K09. K09 fungeert daarnaast als forum, middels o.a. lezingen op openingen, informatiebladen, publicaties en een weblog, waarop diverse artikelen zijn geplaatst. K09 gaf , onder de titel ‘Colour Matters’ reeds 2 boeken uit over door haar getoonde kunstenaars. (april 2005 en september 2007) De forumfunctie van K09 zal in de toekomst verder worden uitgebreid. Daarin zal plaats zijn voor cultuurfilosofische en meer algemeen filosofische beschouwingen.

"Het programma van Kunstruimte 09 is artistiek-inhoudelijk van hoge kwaliteit en toont interessante kunstenaars en belangrijke ontwikkelingen in de schilderkunst, die elders in Noord-Nederland nauwelijks te zien zijn" (bron: Kunstraad Advies Cultuurnota 2009-2012).

Hopelijk raakt cultuurstad Groningen z'n laatste abstracte podium niet kwijt door afschaffing van de subsidie. Hierbij bied ik mijn steunbetuiging aan.
Kunstruimte 09 moet blijven!

De huidige tentoonstelling "Clear Surface" met Werner Haypeter, Rosa M Hessling, Sinisa Kandic, Ton Mars en Katsuhito Nishikawa is nog t/m 11 oktober 2008 te zien.

Ian Wilson in het Van Abbemuseum.

Ian Wilson, Untitled, 1966, plaster and wood, Van Abbemuseum
"Plug In" is de verzamelnaam voor de steeds wisselende presentatievormen van de collectie van het Van Abbemuseum. Vanaf zaterdag 4 oktober 2008 zal de tentoonstelling "Plug In #47"over Ian Wilson te zien zijn. Een onderzoek naar de discussies van de kunstenaar Ian Wilson resulteert in een boek (uitgegeven door Inge Ketelers en in samenwerking met Galerie Jan Mot Brussel), een presentatie en een nieuwe discussie. Ook is onlangs een vroeg werk, een cirkel uit 1966, van Wilson door het Van Abbemuseum aangekocht (zie afb. boven).

Circle on the Floor, 1968, white chalk circle on floor, Van Abbemuseum

De Zuid Afrikaanse conceptuele kunstenaar Ian Wilson (statements) maakte in 1968 zijn laatste conventionele werken in de vorm van met krijt getekende cirkels. Sindsdien bestaat zijn werk alleen nog uit gesproken of geschreven woorden. Over deze breuk zei Wilson later: 'Ik vond toen dat ik die cirkel even goed kon denken of hem kon zeggen, dat ik hem niet hoefde te tekenen om het idee waar ik mee bezig was over te brengen'. Sindsdien maakt Wilson werken waarin hij geen enkel spoor van materialiteit toelaat en waarin de wisselwerking tussen kunstenaar en toeschouwer voorop staat. De traditionele beeldende middelen zijn hiertoe vervangen door de taal die hij voornamelijk in gesproken vorm hanteert. Aan de hand van Plato ontleende vraag 'kunnen wij het onbekende kennen', voert de kunstenaar gesprekken en discussies die vanaf dat moment zijn eigenlijke werk vormen. De inhoud van deze discussies wordt bepaald door zijn zoektocht naar de (on)mogelijkheden van verbale communicatie als kunstvorm, de kwaliteit ervan door de inbreng van zijn gesprekspartners. Omdat Wilson de registratie van deze gesprekken verbiedt, verdwijnt het werk formeel gezien na afloop. Wat overblijft is het door de kunstenaar uitgegeven certificaat dat in concrete zin uit niet meer dan een los velletje papier bestaat met daarop de getypte woorden 'There was a discussion at the Van Abbemuseum', een datum en de handtekening van de kunstenaar (uit: Van Abbemuseum, Het Collectieboek, Eindhoven 2002).

De vraag 'kunnen wij het onbekende kennen' ligt ook ten grondslag aan de boeken waarin Wilson de beperkingen van de visuele abstractie overschrijdt en terechtkomt in de vormeloze abstractie van de taal. Het vacuüm dat hij nastreeft, bereikt hij door het schrijven van eindeloze variaties op basis van de woorden 'Known' en 'Unknown', zoals in "Section 30" (zie afb. links), Stedelijk van Abbemuseum Eindhoven, 1982. 21,5 x 14 cm., 56 p. oplage: 500 (referentie: Stephen Bury, Artists Books, The Book As a Work of Art 1963-1995, Scolar Press 1995).

Van Abbemuseum Eindhoven reist door het hart van de Verenigde Staten van Amerika.

Ik heb iets met Van Abbemuseum. Misschien komt het door het prachtige gebouw. Of heeft het met de unieke collectie te maken? Een heerlijk museum om rond te lopen. Een museum waar je je thuis voelt. Sinds kort heeft Van Abbemuseum een nieuwe website. Ook zeer de moeite waard. Heel toegankelijk. Je kunt er heerlijk doorheen lopen. Er is van alles te zien en te lezen http://vanabbemuseum.nl/. Gisteren kocht ik de VPRO gids. Dit keer met een magazine als bijlage van... Van Abbemuseum. In samenwerking met Muziekcentrum Frits Philips organiseren zij de tentoonstelling "Heartland". Dit magazine ziet er ook heel verzorgt uit: Heartland Magazine pdf. Drie maanden lang biedt de stad Eindhoven onderdak aan kunst en muziek uit het hart van de Verenigde Staten. De komende tijd zal ik vaker berichten over deze tentoonstelling. Bekijk alvast het magazine. Daarin laten kunstenaars, denkers, musici en Nederlandse deskundigen op het gebied van de Amerikaanse cultuur u kennismaken met het programma.

Opening Kompas IV. Westkust U.S.A., 1969.

Als museum verzamelt het Van Abbemuseum al heel lang kunst uit de Verenigde Staten, vanaf de jaren zestig. In Nederland waren Donald Judd, Dan Flavin en Robert Morris voor het eerst in Nederland te zien tijdens de tentoonstelling "Kompas III" georganiseerd in 1967 door de toenmalige directeur Jean Leering. Het was ook het eerste museum in Nederland dat werken van kunstenaars als Bruce Nauman ("Kompas IV in 1969") en Andy Warhol tentoonstelde, waarmee het de belangstelling voor dit soort werk sterk heeft gestimuleerd. Het Van Abbemuseum was verder het eerste museum in Europa dat een doek van de Morris Louis verwierf. In de jaren negentig verlegde het museum zijn aandacht naar de Westkust, naar het werk van Mike Kelley, Jason Rhoades en Paul MacCarthy. Als u naar het bezoek aan Heartland ook de rest van het museum verkent, komt u vanzelf ook langs de "Living Archive" tentoonstelling waar u meer over de geschiedenis te weten kunt komen.

Op de weblog heartland.vanabbe.nl doen de conservatoren en andere betrokkenen verslag van hun onderzoeksreizen, atelierbezoeken en ontmoetingen met projectpartners en culturele activisten. De interviews, foto’s en beschouwingen geven inzicht in de manier waarop zij en andere gastschrijvers en kunstenaars in het Heartland hun onderzoek aanpakken en tot keuzes komen. Dit blog wordt voortgezet na de onderzoeksreizen. In de toekomst wordt het een middel om de discussie en uitwisseling rondom het project Heartland voort te zetten, als onderdeel van de verdere ontwikkeling van de tentoonstelling en het project in 2009.

Opening tentoonstelling "Heartland" op zaterdag 4 oktober t/m 25 januari 2009.
Voor meer informatie over de bovengenoemde kunstenaars kijk op de Kunstencyclopedie kunst na 1945.

Een directe, vlugge, spontane, waarachtige en authentieke zelfexpressie: Kunstenaarsgroep NU.

Karel Arkema, zonder titel, 1959

Men was eind jaren vijftig van mening dat Groningen op het gebied van de beeldende kunst toe was aan een nieuwe impuls. Men vroeg zich af of diverse "loslopende" kunstenaars konden worden overgehaald in groepsverband hiertoe een bijdrage te leveren. Wel was men zich ervan bewust dat het genootschap niet een bepaalde stroming vertegenwoordigde, zoals destijds bijvoorbeeld Der Blaue Reiter, Die Brücke of De Ploeg. Meer informatie over het onstaan van Kunstenaarsgroep NU in het artikel "Toen was er nu" in het tijdschrift over Noord-Nederland Noorderbreedte uit 1998/5.

Toenmalige directeur van het Groninger Museum Jos de Gruyter (kunstencyclopedie kunst na 1945) organiseerde de eerste tentoonstelling. Bij de opening van deze expositie (‘Nu: nieuwe Groningse kunstenaarsgroep’) in 1960 meldde hij op zijn eigen poëtische wijze: "In de benaming van Nu ligt voorzover ik weet het enige program. Maar onder de sterren die we aan de hemel zien, zijn er die duizend of meer jaar opgehouden hebben te bestaan. En door rotsschilderingen worden we ook nu nog gegrepen. Nu is waar het komende en het voorbije in elkaar overvloeie". De Gruyter schrijft in de inleiding van een bijbehorende brochure dat de groep "geen polemisch program heeft en geen bepaalde kunstrichting of stijl tot uitdrukking brengt. Wel treedt, overeenkomstig de heersende tendentie van onze tijd, in de totaliteit van hun werk het half-abstracte, bijwijlen geheel-abstracte, op de voorgrond".

Jo van Dijk, zonder titel, z.d.

De volgende kunstenaars waren van de kunstenaarsgroep NU lid: Henny Arkema, Karel Arkema, Jasper Bos, Jan Bosboom, Wim Bouwsma, Jo van Dijk, Jan Jordens, Abe Kuipers, Jan Loman, Klaas Sans, Piet Snel, Martin Tissing, Henri de Wolf, Edu Waskowsky en Jan van der Zee.

De Groningse beeldende kunstenaar Martin Tissing (1936) heeft De Gruyter nog persoonlijk gekend en de vruchten van diens vooruitstrevende beleid kunnen plukken. Hoe Groningen door het bewind van De Gruyter de moderne en eigentijdse kunst leerde kennen verwoordde hij als volgt: "Moderne kunst, dat vond je begin jaren vijftig in het Van Abbemuseum en het Stedelijk, maar niet in Groningen. Alles wat moderne kunst aanging, werd op de Groningse kunstacademie Minerva buiten de deur gehouden. Ploegkunstenaar Jan van der Zee had daar op school gezeten, maar alles wat hij buiten de academie schilderde, werd beschouwd als pornografie. Het officiële Groningse kunstleven bestond uit kunstnijverheid. Van De Ploeg had toen niemand gehoord. Cobra was toen beroemd, maar niet in Groningen. Ik was van al mijn klasgenoten de enige die een eigen atelier had. De meeste studenten werden later leraar, Fietje Werkman was huisvrouw. Maar toen was Jos de Gruyter directeur van het Groninger Museum geworden, en met zijn steun formeerden tien jonge Groningse kunstenaars zich als ‘Groep 57’, onder wie Arie Zuidersma, Annie Vriezen, Henri de Wolf en ik. En ook met zijn hulp werd op 3 maart 1959 ‘Groep NU’ opgericht, met kunstenaars die tot dan toe nergens lid van waren. De Gruyter veegde ze bij elkaar. Samengaan is goed voor iedereen, vond hij, zowel oudere als jongere kunstenaars, die kunnen van elkaar leren. Dat was zijn overtuiging".

Stichting Beeldlijn maakt documentaire films over het culturele, sociale en politieke leven in het Noorden. Met deze films wordt een beeld geschetst van de dynamiek van de Noord-Nederlandse samenleving. Er zijn films gemaakt over beeldende kunstenaars als Jo van Dijk, Jan Loman, Jan van der Zee, Henri de Wolf, Martin Tissing en recent over Abe Kuipers.

Onlangs heeft het Martini Ziekenhuis Groningen recent werk aangekocht van Martin Tissing.

Jan van der Zee, Koeien, 1959

Een bijzonder werk van Jan Dibbets


Het Kröller-Müller Museum heeft in 2007 één van zijn recente en mooiste aanwinsten van de laatste jaren aangekocht. Het gaat om een werk van Jan Dibbets "13 takkenbossen met neontak" uit 1967. Het werk bestaat uit 13 bundels dode boomtakken waarin één kunsttak van blauw neon. Vanaf 1967 hield Dibbets, onder invloed van Barry Flanagan, Anthony Caro en Richard Long, zich bezig met werk dat tot de gebieden van arte povera, land art en conceptual art gerekend kon worden. Zijn werk had meestal de bedoeling de kijker te vervreemden van de hem vertrouwde werkelijkheid. In de jaren 1967/1968 maakte hij losse composities op de vloer, met gebruik van zand, gras, zaagsel, takkenbossen en water. Deze objecten waren experimenteel. Ze gaven een richting aan, maar geen precieze vorm. Ze werden ingegeven door coherente tendenzen in zijn denken en intuïtie. Voor meer informatie over Dibbets kijk op: Kunstencyclopedie kunst na 1945.

Het kunstwerk werd in 1968 voor het eerst getoond bij de roemruchte Galerie Konrad Fischer in Düsseldorf (zie afbeelding hieronder). Het werk verdient een bijzondere plaats in ons cultuurgoed. Ik wilde er even bij stil staan.

Installatie Jan Dibbets Galerie Konrad Fischer 1968

Duitse romantiek in Museum de Hermitage

Caspar David Friedrich, Sunset (Brothers), 1830-1835

Museum de Hermitage in Amsterdam biedt vanaf zaterdag jl. onderdak aan een van de bekendste romantische schilders. Het museum toont tot en met 18 januari 2009 negen schilderijen en zes tekeningen van de Duitser Caspar David Friedrich (wikipedia 1774-1840). Het is de eerste keer dat de werken buiten Duitsland en Rusland te zien zijn. De schilderijen zijn uitgeleend door het Hermitage Museum in St. Petersburg, het moedermuseum van de vestiging in Amsterdam. De meeste werken zijn aangekocht door de Russische tsaar Nicolaas I, voordat ze in de collectie van de Hermitage belandden. Het is de laatste expositie in het satellietmuseum in Amsterdam voordat volgend voorjaar een tien keer zo grote Hermitage opengaat in een verbouwde verpleeginrichting aan de Amstel. De expositie is aangevuld met schilderijen en tekeningen van voorgangers, tijdgenoten en navolgers. "Hiermee willen we laten zien welke ingrijpende revolutie Friedrich teweegbracht in de Duitse landschapschilderkunst", aldus gastconservator Henk van Os. Bijzonder zijn de nog niet getoonde en gepubliceerde aquarellen van Carl Fohr, die werden ontdekt tijdens de voorbereiding van deze tentoonstelling (bron Dagblad van het Noorden).

De leegte is vaak een wezenlijk element in de zorgvuldig gecomponeerde beelden van Friedrich. Het individu is meestal geplaatst tegenover de onmetelijkheid van het heelal. In haast al zijn schilderijen lijkt de mens verwikkelt in een eenzijdige dialoog met het heelal. De pantheïstisch ingestelde Friedrich verbeeldt echter geen antwoord van God in de natuur. Zijn natuur wekt gewoonlijk zelfs een bijzonder lege godverlaten indruk. Zijn onpersoonlijke penseelvoering en de liefde voor het detail is eveneens een kenmerk van de Duitse romantiek. Deze schilderstijl werd gevoed door het neoclassicisme en het feit dat zij de Duitse kunstenaars van de vijftiende en het begin van de zestiende eeuw als hun voornaamste nationale erfdeel beschouwden.

Sjoerd Buisman in Stadspark Groningen

Omstreeks 1969 bewees beeldhouwer Sjoerd Buisman (wapedia) dat het mogelijk is kunstwerken te maken van levende planten en bomen. Hij was de eerste Nederlandse kunstenaar die experimenteerde met de natuur als alternatief voor steen en brons. Buisman strooide vogelzaad op een vochtige molton deken, wachtte tot de kiemen wortelden in de stof, hing de deken op, en zie: er ontstond een levend ‘schilderij'. Buisman hield de deken vochtig, waardoor de plantjes bleven groeien, naar het licht en tegen de zwaartekracht in, omhoog dus. Bekend is zijn project met de kamerlinde, die hij drie dagen ondersteboven heeft gehangen. De bladeren draaien zich om en gaan tegen de zwaartekracht in weer omhoog groeien Soms grijpt hij drastischer in en beïnvloedt hij het groeiproces kunstmatig. Zo heeft hij cactussen op elkaar geent, een pompoen in een fles laten groeien en een knoop in een jonge wilg gelegd waarbij hij jarenlang volgt wat er gebeurt (zie ook vor meer voorbeelden op moorsmagazine.com).

De tentoonstelling "Op Losse Schroeven" (1969) in het Stedelijk Museum in Amsterdam, die hij in deze tijd zag, maakte veel indruk op de jonge kunstenaar en gaf hem een gevoel van erkenning. Deze invloedrijke tentoonstelling was dé introductie van Land Art en Arte Povera in Nederland en de kunstwerken waren bijna uitsluitend gemaakt van onconventionele materialen. Er was werk te zien van kunstenaars als Mario Merz, Giovanni Anselmo en Richard Long, die net als Buisman de natuur als thema en materiaal gebruikten. Voor meer informatie hierover kijk op: Kunstencyclopedie Beeldende Kunst na 1945.

Uit zijn belangstelling voor groeiprocessen ontstond de fascinatie voor de phyllotaxis: de spiralende bladstand bij planten en bomen. Aan de vorm van de spiraal ligt een streng principe ten grondslag, die een richting aangeeft waarvan niet afgeweken kan worden. Zo voldoet ook de ‘Phyllotaxis’ (1996) in het Stadspark – één van een reeks van phyllotaxisbeelden die Buisman heeft gemaakt - aan een natuurlijke wetmatigheid (zie afbeelding hiernaast). Het verschil in lengtes van de onderdelen en de draaiingen ten opzichte van elkaar zijn volgens een bepaald principe berekend, met als uitgangspunt dat er een natuurlijk evenwicht uit moet spreken. De delen zijn steeds 120 graden ten opzichte van elkaar gedraaid, waardoor het bovenste (eerste deel) correspondeert met het vierde deel, het tweede deel met het vijfde deel enz.. De onderdelen nemen naar boven in lengte toe en in omvang af.
Zijn fascinatie voor deze variant had vooral te maken met de symboolwaarde van de spiraal, die volgens Buisman staat voor het continue proces van leven en dood en van groei en ontbinding. Hij gebruikt het motief in zijn beelden van hout, brons, beton en gietijzer.

Buisman laat met zijn sokkelbeeld zien dat elke nieuwe scheut weg van het centrum en naar boven wil, naar de top. En dat de natuur zelf - volgens het phyllotaxisprincipe - haar ultieme balans zoekt (bron: stroom.nl en kunstopstraat).

Joseph Semah in de Folkingestraat Groningen

Een kunstwerk "Galga Hamazalot" (1997) van Joseph Semah (1948) neemt een vrij onopvallende plaats in het straatbeeld van Groningen in. Na verloop van tijd zal het patina van de bronzen manen in de Folkingestraat in Groningen door de voetgangers en fietsers geleidelijk gaan slijten. Hierdoor wordt de glans van het materiaal langzaam onthuld.

Het oeuvre van deze Israëlisch/Nederlandse kunstenaar neemt een bijzondere plaats in binnen de kunstwereld. Zijn kunstwerken en geschriften vormen de neerslag van een interdisciplinair onderzoek op uiteenlopende gebieden als filosofie, (cultuur)geschiedenis, theologie, literatuur, biologie, etymologie en kunstgeschiedenis. In die zin is Joseph Semah te beschouwen als een hedendaagse universele kunstenaar, die in een tijd van verregaande specialisatie een poging doet om een eenheid van kennis te behouden (bron: Rijksmuseum Twenthe Bulletin zomer 2006).

Semah's sculpturen zijn hedendaagse interpretaties van "Thora en Talmoed", de joodse religieuze geschriften. Ze zijn een beeldend commentaar in de marge van de Tekst, en stellen zo existentiële vragen aan de orde. Het elfdelig kunstwerk over de gehele lengte van de Folikingestraat met elf bronzen schijngestalten van de maan, als herinnering aan de Joodse bewoners, die hier voor de Tweede Wereldoorlog woonden. Het woord maan betekent in het Hebreeuws oog en is bovendien verbonden aan het getal elf omdat in het Hebreeuws getallen aan woorden zijn gekoppeld. Voor Semah vormt de maancyclus een metafoor voor de levenscyclus en de cycli waaruit geschiedenis en toekomst zijn opgebouwd.

Over de opdrachtomschrijving: kunstopstraat. Het werk van Semah is in vele musea vertegenwoordigd Nouvelles Images.