Sjoerd Buisman in Stadspark Groningen

Omstreeks 1969 bewees beeldhouwer Sjoerd Buisman (wapedia) dat het mogelijk is kunstwerken te maken van levende planten en bomen. Hij was de eerste Nederlandse kunstenaar die experimenteerde met de natuur als alternatief voor steen en brons. Buisman strooide vogelzaad op een vochtige molton deken, wachtte tot de kiemen wortelden in de stof, hing de deken op, en zie: er ontstond een levend ‘schilderij'. Buisman hield de deken vochtig, waardoor de plantjes bleven groeien, naar het licht en tegen de zwaartekracht in, omhoog dus. Bekend is zijn project met de kamerlinde, die hij drie dagen ondersteboven heeft gehangen. De bladeren draaien zich om en gaan tegen de zwaartekracht in weer omhoog groeien Soms grijpt hij drastischer in en beïnvloedt hij het groeiproces kunstmatig. Zo heeft hij cactussen op elkaar geent, een pompoen in een fles laten groeien en een knoop in een jonge wilg gelegd waarbij hij jarenlang volgt wat er gebeurt (zie ook vor meer voorbeelden op moorsmagazine.com).

De tentoonstelling "Op Losse Schroeven" (1969) in het Stedelijk Museum in Amsterdam, die hij in deze tijd zag, maakte veel indruk op de jonge kunstenaar en gaf hem een gevoel van erkenning. Deze invloedrijke tentoonstelling was dé introductie van Land Art en Arte Povera in Nederland en de kunstwerken waren bijna uitsluitend gemaakt van onconventionele materialen. Er was werk te zien van kunstenaars als Mario Merz, Giovanni Anselmo en Richard Long, die net als Buisman de natuur als thema en materiaal gebruikten. Voor meer informatie hierover kijk op: Kunstencyclopedie Beeldende Kunst na 1945.

Uit zijn belangstelling voor groeiprocessen ontstond de fascinatie voor de phyllotaxis: de spiralende bladstand bij planten en bomen. Aan de vorm van de spiraal ligt een streng principe ten grondslag, die een richting aangeeft waarvan niet afgeweken kan worden. Zo voldoet ook de ‘Phyllotaxis’ (1996) in het Stadspark – één van een reeks van phyllotaxisbeelden die Buisman heeft gemaakt - aan een natuurlijke wetmatigheid (zie afbeelding hiernaast). Het verschil in lengtes van de onderdelen en de draaiingen ten opzichte van elkaar zijn volgens een bepaald principe berekend, met als uitgangspunt dat er een natuurlijk evenwicht uit moet spreken. De delen zijn steeds 120 graden ten opzichte van elkaar gedraaid, waardoor het bovenste (eerste deel) correspondeert met het vierde deel, het tweede deel met het vijfde deel enz.. De onderdelen nemen naar boven in lengte toe en in omvang af.
Zijn fascinatie voor deze variant had vooral te maken met de symboolwaarde van de spiraal, die volgens Buisman staat voor het continue proces van leven en dood en van groei en ontbinding. Hij gebruikt het motief in zijn beelden van hout, brons, beton en gietijzer.

Buisman laat met zijn sokkelbeeld zien dat elke nieuwe scheut weg van het centrum en naar boven wil, naar de top. En dat de natuur zelf - volgens het phyllotaxisprincipe - haar ultieme balans zoekt (bron: stroom.nl en kunstopstraat).