Avonturen met een collectie in Huis Bergh

Jan Polak. Kruisproef van de Heilige Helena, 1486, paneel

De belangrijke verzameling Middeleeuwse kunst die Jan Herman van Heek tussen 1912 en 1957 voor ‘zijn’ Huis Bergh (http://www.huisbergh.nl/) bijeenbracht, is slechts zelden wetenschappelijk onderzocht. Daarin is nu verandering gekomen. Ter gelegenheid van de 70-ste verjaardag van prof. dr. Henk van Os, adviseur van Huis Bergh, heeft een tiental vrienden, studenten en oud-collega’s een artikel geschreven over een object of een groep objecten naar keuze. Die artikelen zijn bijeengebracht in een bundel met de titel Avonturen met een collectie (verscheen in maart 2008). Op basis van deze artikelen maakt Huis Bergh een tentoonstelling waarin elk van de voorwerpen extra aandacht krijgt. De keuze weerspiegelt de breedte van de collectie, hij omvat schilderijen, beeldhouwwerken en ivoren. Duidelijk wordt dat het onderzoek een aantal verrassende uitkomsten heeft opgeleverd: de hereniging van delen van een altaarstuk, de identificatie van een groep valse ivoren, de presentatie van prenten die de kunstenaar tot voorbeeld hebben gediend, het zichtbaar maken van ondertekeningen en iconologische analyses. In Avonturen met een collectie wordt ook aandacht besteed aan de vele publicaties van Henk van Os en de televisie-uitzendingen die hij gedurende ruim vijftien jaren heeft gemaakt; een grote keuze ervan is te bekijken. In het wetenschapskabinet wordt uitgelegd hoe natuurwetenschappelijk onderzoek behulpzaam is geweest bij het dateren van objecten.

Avonturen met een collectie. Ontdekkingen in de verzamelingen van Huis Bergh. Thema van het jaar 2008. 1 mei 2008 t/m 6 januari 2009.

Werkelijkheidsverbeelding in het Museum Mesdag

De schilders van De School van Barbizon (Digischool) probeerden voor het eerst de schoonheid van het landschap zelf weer te geven, zonder het te willen verfraaien of te verlevendigen met figuren die een verhaal vertellen. Met hun werkwijze introduceerden zij een nieuw begrip in de schilderkunst: "en plein air", in de buitenlucht schilderen. Tot de protagonisten van de school van Barbizon behoorden Jean Baptiste Camille Corot (1796-1875), Charles-François Daubigny (1817-1878), Jean-François Millet (1814-1875) en Théodore Roussau (1812-1867). Belangrijke inspiratiebron was de Hollandse landschapschilderkunst uit de 17e eeuw. Ze werden natuurlijker bevonden dan de Franse landschappen van Poussin en Lorrain. Door de ‘Hollanders’ leerden zij de natuur op een andere manier te bekijken. Een rechtvaardiging van deze visie vonden zijn in het werk van Constable. Doordat de Barbizon-kunstenaars ter plekke schilderden, konden zij niet al te lang aan hun studies werken; bij voorkeur was het dezelfde middag nog klaar. Hun penseelstreek diende noodzakelijkerwijs snel en doeltreffend te zijn, zoals in Corots vlot geschilderde studie van rotsen in het bos van Fontainebleau (zie bovenstaande foto: Aan de rand van het bos van Fontainebleau, ca. 1850, Museum Mesdag). Daubigny was waarchijnlijk de eerste die een grote compositie van twee meter breed ("Villerville-sur-Mer", 1864, Museum Mesdag) ter plekke schilderde en het doek vervolgens inzond naar de Salon (Wikipedia) van 1864. De schilders van Barbizon die toch al weinig sympathie koesterden voor de gevestigde politieke orde in Frankrijk, vonden elkaar in hun afkeer van het academische systeem en in de overtuiging dat hun onacademische benadering van het landschap een onmiskenbare bijdrage was tot de vernieuwing van de Franse schilderkunst van hun dagen. Het beroemde schilderij "La descente des vaches dans le Jura (vergelijk: Esquisse pour "La descente des vaches dans le Jura", ca. 1836, Museum Mesdag) van Théodore Rouseau werd zelfs op een Salon geweigerd.

De Nederlanders die zich lieten inspireren door de School van Barbizon werden al in 1875 de Haagse School genoemd. Een verzamelnaam voor een groep schilders die landschappen en genrevoorstellingen naar de natuur schilderden en bijna allen in Den Haag woonden. De beweging floreerde tussen 1875 en 1890. Belangrijke vertegenwoordigers waren Jozef Israëls (1824-1911), Jacon en Willem Maris (1837-1899, 1844-1910), Anton Mauve (1838-1888), Hendrik Willem Mesdag (1831-1915) en Willem Roelofs. Hun streven was de stemming en de poëzie van het landschap weer te geven. Ze schilderden bij voorkeur een ‘vuile’ dag in grijze, stemmige toonschakeringen in een brede en forse manier van schilderen, in tegenstelling tot een "verveelend-mooi-blauwe lucht". Niet alleen hun observatie naar de werkelijkheid was nieuw in Nederland, ook hun brede forse manier van schilderen was tot dan toe ongebruikelijk (bron: Kunst OU).

Zie verder bericht Landschapschilderkunst op 24 juli 2008. Museum Mesdag Den Haag is gesloten wegens verbouwingen tot begin 2010. Panorama Mesdag is wel open.

Het ultieme kunstgenot... Van Eyck's Sonsbeek Paviljoen

Een belangrijk uitgangspunt was dat het gebouw niet mocht onthullen van binnen gebeurde zolang men niet heel kortbij was gekomen, en het zijdelings benaderde. Voor- en achteraan verscheen het paviljoen als een gesloten massa waarin geheimen verborgen zaten. De wanden werden zijdelings en diagonaal ontsloten via een viertal poortjes die evenwel geen diep doorzicht boden. Ik wilde diffuus licht dat van alle zijden gelijkmatig op de beelden viel, geen licht dat er vanuit één zijde op neer scheen. Voorts vind ik dat getemperd licht de tactiele waarde intensiveert en de uitstraling van de dingen verhoogt. Vooral in schemerlicht blijft een holte een holte en nodigen sculpturen meestal uit om aangeraakt te worden. Vandaar het doorschijnend dak. Arp, Brancusi, Pevsner, Gaudier Brzeska, Gonzáles, Hepworth, Giacometti, Richier, Ernst, Matta, Noguchi, Tajiri, Caro, Turnbull, Constant, Wouters, Pomodoro, Paolozzi - klein, groot, dun, dik, hout, steen, metaal, donker, licht, zwaar, draderig, vast, glad, precies, ruw - allemaal binnen één structuur. En mensen - veel, te veel of amper geen - die binnen en buiten, rond, tussen en door wanden heen gingen (of renden - als het kinderen waren). Naarmate de regen van dag tot dag neerviel, kwamen bepaalde dingen die ik wilde, eigenaardig genoeg, beter tot hun recht (Aldo van Eyck, 1965).

Van Eyck ging ervan uit dat kunst een autonome uitdrukkingswijze is die zich niet á-priori hoeft te koesteren in of te meten aan de natuur. Bovendien meende hij dat eigentijdse kunst een stedelijke oorsprong had: het paviljoen moest een "urbaan" karakter hebben, de beslotenheid, de dichtheid en de complexiteit van de stad bezitten. De structuur mocht de inhoud niet prijsgeven tot de bezoeker er dichtbij was. Met simpele middelen wist Van Eyck in een rijke afwisseling van ruimten, sokkels en nissen, een labyrintachtige ruimte te creëren waarin mensen en kunstwerken elkaar ontmoeten, samendrommen en onvermijdelijk in botsing komen... "Pardon beeld, mag ik even passeren?"

Ontwerp: Archined en
Foto's: Bluffton
Paviljoen voor de 5de Internationale Beeldententoonstelling in het Park Sonsbeek te Arnhem, 1966; herbouwd in de beeldentuin van het Kröller-Müller Museum, 1965-1966/2005-2006 Aldo van Eyck (1918-1999).

Barokke topstukken in Groningen













Door zijn aantrekkelijke vorm - liggend (dus op een tombe toe te passen) en tegelijk halfopgericht (dus sterker gericht naar de beschouwer en met meer mogelijkheden voor handeling) - werd de demi-gisant (een half opgerichte figuur, lezend of in gedachten verzonkend) een zeer veel gebruikt motief in de grafsculptuur van de 17de en de 18de eeuw. Daarmee werd een nieuw type grafmonument gerealiseerd. Formeel is deze opgerichte graffiguur gelijk aan vele Etruskische en Romeinse grafbeelden op sarcofagen. Het marmeren praalgraf in de NH-kerk te Midwolde dat de van origine Mechelse beeldhouwer Rombout Verhulst (Wikipedia) in 1664-69 maakte in opdracht van de Groningse edelvrouwe Anna van Ewsum, voor haar overleden echtgenoot Carel Hieronymus van In- en Kniphuizen, demonstreert hoe de belangrijkste beeldhouwer van die tijd in de Noordelijke Nederlanden (na Hendrik de Keyser 1565-1621 en Quellinus de Oude 1609-1668) door de combinatie van een gisant en een demi-gisant een dan inmiddels traditionele formule nieuwe betekenis gaf, naar de eisen van zijn adellijke opdrachtgever. De overleden edelman ligt op de eerste plan opgebaard, terwijl de beeldhouwer achter hem op een hoger niveau zijn weduwe Anna als "accoudée" plaatste. Haar arm rust op een bijbel en een zandloper, resp. symbolen van haar godsvrucht en van haar besef van de vergankelijkheid van het leven. Ook wordt de zandloper wel gesymboliseert als de tijd die vervliegt. Merk op dat de vleugels van de zandloper van elkaar verschillen. Rechts zien we de vleugel van een vogel, links die van een vleermuis. Ze symboliseren dag en nacht. Met haar andere hand maakt ze een gebaar van berusting. Onder aan de tekstplaat vinden we een lamp (het levenslicht) met direct daarboven een schedel, die de lamp tracht uit te blazen.

Binnen één monument is door twee liggende figuren de laatmiddeleeuwse tegenstelling tussen leven en dood belichaamd. Verhulst koos voor een realistisch, haast anekdotisch thema met alleen in het bijwerk (putti met vanitas, zandloper, grafurn) zinnebeelden van dood en vergankelijkheid. Tegelijkertijd gaf Verhulst, middels de demi-gisant van Anna, uitdrukking aan de deugdzaamheid van de rouwende weduwe, die zich als opdrachtgeefster prominent op het monument liet vereeuwigen in haar rol van hoedster van haar mans memoria. En juist dat gold als een belangrijke taak voor een weduwe van adel. Het adellijke aspect wordt overigens ook ster benadrukt in dit monument door het ruime vertoon van de geslachtskwartieren die de edele afstamming van de overledenen zichtbaar maken (bron: Kunst Open Universiteit).

Op de tombe stonden twee engeltjes (putti), waarvan de linker heeft moeten wijken voor het vrij stijve beeld van Bartholomeus Eggers (Wikipedia) van de tweede man van Anna van Ewsum, Georg Wilhelm van In- en Kniphuizen. Sinds geruime tijd bevindt dit engeltje in het Groninger Museum. Deze linker putto houdt een omgekeerde toorts in zijn hand. Een slang kronkelt om zijn lijf en hij heeft, in vergelijking met de andere putto, een relatief oud gezicht. Hij is het symbool van vergankelijkheid. De gedoofde fakkel symboliseert de eindigheid van het leven. De putto rechts steunt met zijn rechter voet op een schedel (overwinning van de dood); hij houdt zijn gezicht afgewend van de spiegel in zijn linker hand (de kwetsbaarheid van het aardse bestaan). Deze putto is het symbool van het (eeuwige) leven (bron: Van Inn- en Kniphuisen, uitgave VROM).

In tegenstelling tot het grafmonument voor Johan van Kerckhoven in de Leidse Pieterkerk heeft Verhulst de dode in Midwolde niet weergegeven in een harnas, wat de normale wijze zou zijn, zeker iemand van adel, maar in een huiselijke dracht met een slaapmuts, een kamerjas en slippers. Verhulst heeft dus een iconografie ontwikkeld waarbij het overlijden, het doodzijn, voorgesteld wordt al een diepe slaap (bron: bulletin van de Stichting Oude Hollandse Kerken, lente 1998).

Een ander werk van Verhulst staat in de NH-kerk te Stedum. Dit is een marmeren grafmonument van Adriaen Clant (Adriaan Clant was één van de ondertekenaars van de Vrede van Munster in 1648) en is in 1672 in de kerk geplaatst in opdracht van zijn zoon. De wijze, waarop de tombe is geplaatst met het hoofdeinde naar de muur doet het gemis aan architectonische omlijsting minder voelen dan bij de andere monumenten van Verhulst. Wel is weer de wand met overeenkomstige motieven voorzien, waarbij de kinderfiguurtjes niet ontbreken. Het beeld behoort door de uitdrukking van het gezicht (zie onderstaande foto's) mede tot zijn beste werken (bron: De zeventiende eeuwsche beeldhouwkunst in de Noordelijke Nederlanden, Neurdenburg).


Voor verdere uitgebreide informatie: F.T. Scholten. Rombout Verhulst in Groningen. Zeventiende eeuwse praalgraven in Midwolde en Stedum, Utrecht, Stichting Matrijs/Stad en Lande Historische Reeks 1/2, 1983.

Beide prachtige en indrukwekkende beelden zijn meer dan een bezoek waard.

Roy Arden in Antwerpen

DE ORDE DER DINGEN, de najaarstentoonstelling (12 sep 2008 - 04 jan 2009) van het MuHKA (Museum van Hedendaagse Kunst Antwerpen) is opgebouwd rond het online beeldarchief van de Canadese kunstenaar Roy Arden (1957, Vancouver, Canada). Het betreft een visuele database van meer dan 30.000 beelden, allemaal afkomstig van het internet, die alfabetisch zijn ingedeeld in allerlei meer of minder bizarre categorieën, de ene al rigoureuzer gedefinieerd dan de andere. Een geweldige en overdonderde fotoshow:

http://www.royarden.com/worldas.html
(reguires QuickTime broadband internet connection)

Voor meer informatie over Roy Arden: http://www.muhka.be/toont_beeldende_kunst_detail.php?la=nl&id=2590&subbase=komende&jaartal=.

MuHKA liet al eerder werk van hem zien op "Intertidal" van 16 dec 2005 - 26 feb 2006 Vancouver Art & Artists (http://www.muhka.be/verzamelt_depot_artist.php?person_id=620&letter=A&la=nl). Een overzicht van hedendaagse kunst uit Vancouver, Canada. Met zijn ‘documentaire’ straatfotografie leunt Roy Arden het dichtst aan bij een historische (én humanistische) traditie die onder meer op het pionierswerk van Walker Evans en August Sander teruggrijpt. Zie de foto met als d' Elegance #1 uit 2000 hieronder.

De nieuwste zwier in Utrecht

In 1754 overleed Maria Duyst van Voorhout, Vrijvrouwe van Renswoude, op 92-jarige leeftijd te Utrecht. In haar testament had zij bepaald dat haar zeer aanzienlijke fortuin grotendeels besteed zou moeten worden aan de stichting van drie instellingen die "eenige van de verstandigste, schranderste en bekwaamste jongelieden" uit weeshuizen van Den Haag, Delft en Utrecht zouden moeten opleiden (zie tekst bovenstaande foto en klik voor vergroting). In Utrecht werd de fundatie toegevoegd aan het stadskinderhuis, dat gehuisvest was in het voormalige Agnietenklooster (het huidige Centraalmuseum). Het nieuwe opleidingsinstituut werd in de jaren 1756-1761 links van het weeshuis gebouwd.

De opdracht ging naar de Utrechtse steenhandelaar en aannemer Jan Verkerk. Asymmetrische rococo-ornamantiek, die in Parijs vanaf 1730 in interieurs was toegepast, vond in de Republiek in het algemeen omstreeks 1750 ook aan het exterieur op brede schaal navolging. In tegenstelling tot het Franse voorbeeld waar deze vormentaal eigenlijk alleen in het interieur is toegepast, werd de nieuwe asymmetrische rocaille-ornamentiek hier ook als gevendecoratie toegepast. Het waren beeldhouwers, ambachtslieden en werkbazen die het architectonisch ontwerp leverden en ook grotendeels zelf uitvoerden. De Fundatie van Renswoude in Utrecht is hier een prachtig voorbeeld van. De Utrechtse steenleverancier en aannemer Jan Verkerk ontwierp het gebouw in 1756 en voorzag de middenrisaliet van het gebouw van een monumentale natuurstenen gevel, met Corinthische pilasters op de uiteinden, een rijk cartouche onder het centrale venster en een strak omlijste kuif als bekroning. In de afwerking van de grote regentzaal vier "de nieuwste zwier" hoogtij, met een weelderige schoorsteenmantel, plastisch houtsnijwerk en een bijbehorend stucplafond.

De Fundantie van Renswoude bestaat nog steeds: http://www.fundatievanrenswoude-utrecht.nl/.

Scuola di san Giorgio degli Schiavoni

Venetië is een fantastische en bijzondere stad. Overweldigend. Toch maakte vorig jaar een eenvoudig gebouwtje de meeste indruk. Het heet "Scuola di san Giorgio degli Schiavoni". Het ligt wat afgelegen. De kans is groot dat u de enige bezoeker bent. Het bevat een van de grootste schatten van Venetie. De "scuola" waren godsdienstige broederschappen met ieder een bepaald gebouw in de stad als middelpunt, waar een groep leken bijeen kon komen (Stedentipsvoortrips). De "Scuola di san Giorgio degli Schiavoni" werd in 1451 gesticht door de Dalmatische kolonie in Venetië. Dalmatië tegenwoordig een deel van Kroatië, stond in die tijd onder Venetiaans gezag. De Dalmatiërs die in Venetië woonden, kwamen in hun "scuola" bijeen onder de bescherming van de heiligen Joris, Tryphon en Hiëronymus. De schilder Vittore Carpaccio kreeg de opdracht verhalen uit hun leven te schilderen, en door zich op Hiëronymus, de geleerde heilige, en Joris, de militair, te concentreren bracht hij elkaar aanvullende christelijke voorbeelden van actief en contemplatief leven onder de aandacht van de broederschap. Op de begane grond bevindt zich een fries met deze schilderijen, de enige van zijn vijf schilderijencycli die bewaard zijn gebleven in de "scuola" waarvoor hij oorspronkelijk is gemaakt, en min of meer op de bedoelde plaats (de serie is rond het midden van de 16de eeuw van de eerste verdieping naar beneden gebracht). Op twee na tonen al deze doeken - die tussen 1502 en 1508 zijn vervaardigd - de belevenissen van de drie beschermheiligen.

Op deze website zijn de schilderijen goed te bekijken Museumplanet. "Museum Planet is the complete visual guide to cities and places". Zelden zo'n prachtige website gezien!

Carpaccio kon zo meesterlijk een verhaal uitbeelden dat geen van deze taferelen toelichting behoeft, behalve "Het visoen van Augustinus". Dat illustreert een brief van Augustinus waarin deze vertelde dat hij eens, zonder te weten dat Hiëronymus overleden was, deze schriftelijk in een theologische kwestie om raad had willen vragen, toen plotseling zijn cel in een fel licht baadde en een hemelse stem hem om zijn verwatenheid berispte. Een Venetiaanse editie van deze apocriefe brief was in 1485 gepubliceerd. De weergave van het verhaal is een ideale weergave van de studeerkamer van een humanist uit Carpaccio’s tijd: een man van de letteren die evenzeer geïnteresseerd is in de astronomie, beeldhouwkunst en muziek. Dit blijkt ook duidelijk uit de rationele ordening van de ruimte, de ingewikkelde bemeubeling en de variatie in de plaatsing van de talrijke voorwerpen op het bureau, de bank, de boekenplanken, het altaar, enz…

Wander Bertoni en vele anderen in Helmond

Het roestvrijstalen beeld "Icarus" van Wander Bertoni in het kasteelpark te Helmond, waarvan het origineel in aluminium uit 1953 in Antwerpen (Middelheim) staat, is een indrukwekkend beeld. De titel Icarus verwijst naar de mythe van Daedalus en Icarus (http://www.beleven.org/verhaal/daedalus_en_icarus). Vader en zoon proberen van een eiland te ontsnappen met behulp van zelfgemaakte vleugels. Maar de enthousiaste Icarus vliegt te hoog naar de zon en de was waarmee zijn vleugels aan zijn lichaam bevestigt zitten smelt, waardoor hij in zee stort. Het thema heeft in de beeldende kunsten een lange traditie waarbij het onderwerp aangegrepen wordt om te waarschuwen tegen overmoed. Het kan echter ook de onderzoekende geest van de mens symboliseren. In het werk van Bertoni valt duidelijk een opwaartse beweging waar te nemen die zich vanuit het grondvlak in tegengestelde richtingen voortzet. De diverse scherpe uitsteeksels doen denken aan vleugels en de gehele vorm treft gelijkenissen met een menselijk lichaam. Het geheel staat vol van kracht en symboliseert hier de momenten voor het neerstorten van de jonge en enthousiaste Icarus.

Bovenstaand beeld is een van de vele beeldhouwwerken in de stad Helmond. De stad Helmond heeft veel kunstwerken in parken, op pleinen en straten. Hier KunstRouteHelmond vindt u een overzicht van de beelden die u tegenkomt tijdens het wandelen van de ‘Kunstroute’. De "Kunstroute" voert u langs een bijzondere en gevarieerde verzameling kunstwerken en "Open Galerieën" in het centrum van Helmond. Een aanrader!

Voor meer informatie over de moderne Italiaanse (figuratieve) beeldhouwkunst kijk op Beeldendekunstna1945 onder moderne Italiaanse beeldhouwkunst.

Marcel van Eeden


Het Centraal Museum toont vanaf 17 mei t/m 17 augustus 2008 een serie van 19 tekeningen van Marcel van Eeden getiteld Matheus' dream. Dit was mijn eerste kennismaking met deze interessante kunstenaar. Het Centraal Museum heeft de serie in bruikleen gekregen uit de Verzameling Hedendaagse Tekeningen van de provincie Utrecht. Dit Jaar vertoonde het Stedelijk Museum Amsterdam op de tentoonstelling van aanwinsten genaamd "Eyes Wide Open" ook tekeningen van Marcel van Eeden, getiteld Flags, 2003-2007.

Marcel van Eeden werkt al jaren aan een zeer omvangrijk project dat hij Encyclopedie van mijn dood noemt. Sinds 1993 reconstrueert hij in tekeningen zijn eigen ‘hiervoormaals’, met behulp van beeldmateriaal en teksten van voor zijn geboorte in 1965. Naast bronnen uit eigen land gebruikt hij hiervoor ook reisboeken, ansichtkaarten en fotoboeken uit andere delen van de wereld, zoals Finland, Hongarije, Noord- en Zuid-Amerika. De tekeningen zijn geen exacte kopie van het beeldmateriaal. Van Eeden onttrekt beelden aan de originele context en creëert zijn eigen realiteit. Door de geschiedenis te manipuleren ontstaat een ‘tijdloos’ beeld dat ruimte openlaat voor meerdere interpretaties.
Voor zijn langlopende missie maakt Van Eeden per dag minstens één tekening met negro-potlood. De serie Flags laat minder grijstinten zien dan zijn overige tekeningen. De afbeeldingen zijn hier teruggebracht naar eenvoudige contrastrijke vormen.

Marcel van Eeden tekent iedere dag een zwart-wit tekening voor zijn tekenblog: http://www.marcelvaneeden.nl/.

Dirk Bouts en het Speculum van Museum Meermanno.


Een altaarstuk, of retabel, is een gebeeldhouwde of geschilderde decoratie die is geplaatst op een altaar. Al vanaf de eerste eeuwen van het christendom vormen altaren een vast onderdeel van het kerkinterieur. Van de vroege Hollandse schilderkunst hangt geen enkel werk nog op de plaats waar het ooit voor is gemaakt. Meestal wordt de Hollandse kunst van de 15de eeuw behandeld als onderdeel van de Vlaamse primitieven. Het Sacrements-altaarstuk van Dirk Bouts uit 1464/68 behoort tot die zeldzame werken van de Vlaamse Primitieven die zich vandaag nog bevinden op de plaats waarvoor zij oorspronkelijk bestemd waren. Op 15 maart 1464 sloot Bouts een contract af met de "Broederschap van het heilige Sacrament" voor het schilderen van een drieluik, dat een plaats zou krijgen in een van de kapellen in de kooromgang van de Sint-Pieterkerk in Leuven.

Bouts situeert het laatste Avondmaal in een eigentijds, gotisch interieur. Behalve de 12 discipelen en Christus bevinden zich hier nog vier personen in deze ruimte. Dat zijn de vier meesters van de Broederschap, de mannen met wie Bouts het contract afsloot. De man die het dichtst bij Christus staat was de belangrijkste van het gezelschap. Hij was schout. Centraal in de compositie zit Christus die zijn zegende hand boven de hostie en de kelk houdt. Dit is meteen ook de kern van de voorstelling: de instelling van de eucharistie (Wikipedia).

De scènes op de zijpanelen stellen prefiguraties van het Laatste Avondmaal voor, gebeurtenissen uit het Oude Testament die door middeleeuwse theologen als voorafspiegelingen van het Laatste Avondmaal werden beschouwd. Aan de ene kant Melchisedek en het Pascha; aan de andere kant het Manna in de woestijn en Elia. De Leuvense godsgeleerden die volgens het contract Bouts moesten adviseren, hebben ongetwijfeld ook de keuze van deze prefiguraties bepaald. Uitgebreide studie hoefden zij daarvoor niet te verrichten, want drie van de prefiguraties, te weten Melchisedek, het Pascha en het Manna, worden in relatie met het Laatste Avondmaal besproken en afgebeeld in het
"speculum humanae salvationis" (Spiegel van de menselijke betekenis). In dit in de late middeleeuwen populaire werk werden gebeurtenissen uit het Oude en het Nieuwe Testament met elkaar in verband gebracht (bron: Om iets te weten van de oude meesters. De omgang met de Vlaamse primitieven. Nijmegen/Heerlen, 1995). Het is niet uitgesloten dat Bouts zich heeft laten inspireren door houtsnedes waarmee 15de eeuwse gedrukte uitgaven van het "Speculum" zijn verlucht, welke zich nu bevindt in het Museum Meermanno (CollectiesMeermanno).

Een ander werk van Bouts in de Sint-Pieterkerk is de "Marteldood van H. Erasmus" van ca. 1460/64 (Kikirpa)

Wilt u meer weten over waar de Vlaamse primitieven zich bevinden? Kijk op deze fantastische website van het "Studiecentrum voor de vijftiende-eeuwse Schilderkunst in de Zuidelijke Nederlanden en het Prinsbisdom Luik" (http://xv.kikirpa.be/nl/homepage.htm).

In memoriam Jos Hermans

The Annunciation to the Virgin. Illuminated by
Taddeo Crivelli Ferrera, ca. 1470 (J. Paul Getty Museum)

Precies één jaar geleden op 27 juli 2007 overleed Jos. M.M. Hermans, hoogleraar in de Westerse handschriftenkunde en boekwetenschap aan de Universiteit Groningen.

Het bezoek aan het Museum Het Valkhof te Nijmegen op de tentoonstelling "De gebroeders Van Limburg" en de wandelingen in Florence, Siena, Pisa en Rome in 2005 samen met Jos en zijn familie waren gezellige en leerzame momenten. Ik zal deze onvergetelijke momenten altijd blijven koesteren.

Voor meer informatie over Jos kijk op: Wikipedia en Bifolium.

Rembrandt Het loflied van Simeon


Vorige week heb ik een van de mooiste schilderijen ooit gezien in het Mauritshuis. Het is het schilderij "Het loflied van Simeon" uit 1631 van Rembrandt. Een onroerend werk. Heel scherp en super gedetailleerd geschilderd.

De geschiedenis van Simeon wordt verteld in het evangelie van Lucas 2 (lucas: 25-33) (Statenvertaling). De godvrezende Simeon had van de Heilige Geest vernomen dat hij niet zou sterven alvorens de Messias te hebben gezien. Op de dag dat de ouders van Jezus hun kind naar de tempel brachten, werd Simeon door de Geest naar de tempel geleid, alwaar hij in het kindje de Verlosser zag. Rembrandt heeft het ogenblik uit het verhaal uitgebeeld, waarin Simeon zich realiseert dat het langverwachte moment is aangebroken en hij de Heer prijst. Hij heeft zijn hoofd geheven in een lichtbundel die wellicht de goddelijke openbaring symboliseert. Links naast hem knielt Maria, die verrast opkijkt bij Simeons worden, en naast haar zit Jozef met het koppel duiven in zijn handen. Zij vormen samen met de voor hen staande figuur die de armen ten hemel heft een nietig groepje in de enorme en indrukwekkende ruimte van de gotische kerk, die geïnspireerd lijkt te zijn op de Pieterskerk te Leiden. Het sterke contrast tussen lichte en donkere partijen versterkt dit effect. Veel details in de halfduistere delen van de voorstelling ziet men pas na enige tijd, zoals de gelovigen die zich op de trappen rechts bevinden, en de hogepriester die bovenaan de trappen onder een groot baldakijn zetelt (bron: Mauritshuis. Een vorstelijke verzameling). Men zegt wel dat Leonardo da Vinci dat dramatisch effect van licht en schaduw heeft uitgevonden dat in de kunst bekend staat als "clair-obscure", dat Caravaggio er een spectaculair effect van heeft gemaakt, maar dat Rembrandt er de magie aan heeft gegeven. En menselijkheid.
Museum Mauritshuis... meer dan een bezoek waard! Mauritshuis

Zielen van Napels

Menig toerist heeft in Napels het nabijgelegen Pompeï en de Vesuvius bekeken, zich vergaapt aan de barokke architectuur, en geslenterd door de ontelbare steegjes met kilometers wasgoed. Anders dan de gemiddelde toerist is documentairemaker Vincent Monnikendam verder gegaan dan alleen deze indrukwekkende bezienswaardigheden vastleggen. Afdalend in de achterafstraatjes, toont hij in 'Zielen van Napels' het schrijnend contrast tussen de ultra-arme en puissant rijke bewoners van deze eeuwenoude stad. Ergens lijkt het of in Napels sinds de Renaissance niet wezenlijk iets veranderd is. Nog steeds bekommert vooral de steenrijke adel zich daar over het lot van de allerarmsten. De huidige adellijke leden van de nog immer actieve liefdadigheidsinstelling Pio Monte della Misericordia zien het als een erecode om hun rijkdom te delen met de minderbedeelden. Het altaarstuk 'De zeven werken van Barmhartigheid', dat in 1607 in opdracht van hun voorgangers geschilderd werd door niemand minder dan de beroemde kunstschilder Caravaggio, is voor Monnickendam een prachtige aanleiding om heden en verleden met elkaar te verbinden. 'Zielen van Napels' is een bewogen portret van de bewoners van deze bijzondere stad, intelligent in beeld gebracht en rijk van inhoud, zonder moralistisch commentaar. Napels blijkt een rariteitenkabinet dat menige toerist zal zijn ontgaan (filmfocus.nl).

Kijk nu via TVOPJEPC naar de film.

Estes, Hanson en Morley uit het depot in Utrecht










Malcom Morley's Ship's dinner party 1966, Richard Estes Chinese Lady 1974 en Duana Hanson's Derelict woman 1973 zijn momenteel in kader van de tentoonstelling "Standpunten" (CentraalMuseum) in het Centraal Museum Utrecht uit het depot tevoorschijn gehaald. Eindelijk zou ik zo zeggen. Beide kunstwerken heb ik uitgebreid beschreven in Beeldendekunstna1945 onder hyperrealisme. De werken behoren tot mijn favorieten uit een Nederlandse museale collectie; de technische en objectieve registratie en de transformatie daarvan op het doek is fantastisch. De laatste keer dat ik ze gezien heb was in 1988 op de tentoonstelling "Amerikaans Fotorealisme" nog op de oude lokatie in het Museum Hedendaagse Kunst.

Wordt het niet weer tijd een nieuwe tentoonstelling te organiseren over hyperrealisme met topstukken uit het buitenland? Misschien in samenwerking met Kunsthal Rotterdam? Een droomwens.

De gisant en de tombe: realisme en ideaal in Utrecht

Sinds de Griekse en Romeinse oudheid nam vanaf de 5de eeuw geleidelijk de aandacht voor de identiteit van de overledene af en daarmee zouden gedurende ongeveer vijfhonderd jaar zowel het meest beeldbepalende onderdeel van de grafkunst verdwijnen - de afbeelding van de overledene -, als het identificerende grafschrift. De gestorvene raakte in anonimiteit. Pas vanaf de 11de eeuw keerde de behoefte aan verpersoonlijking, identificatie en herkenning in de grafkunst terug. Aanvankelijk gebeurde dat slechts met eenvoudige opschriften, later in combinatie met het portret van de gestorvene, de zogenaamde "effigies" (latijns voor: beeltenissen). Voor de beeldhouwers betekende de terugkeer van het "portret' op het graf een uitdaging, die tot talrijke originele oplossingen aanleiding gaf. Het thema van de overledene, liggend op zijn tombe, zou in de volgende eeuwen zeer uiteenlopende manieren worden uitgewerkt, variërend van een vlakke ingekraste voorstelling tot een volledig vrij gebeeldhouwde liggende figuur of "gisant" (frans voor: liggend). Voor zo'n middeleeuwse tombe met een gebeeldhouwde beeltenis geldt dat een direct verband gemaakt kan worden met de Romeinse sarcofaag.

Een prachtig voorbeeld in Nederland is de zandstenen graftombe van Dirk van Wassenaer uit ca. 1470 in de Sint-Janskerk (Wikipedia) te Utrecht. Wassenaer was een geestelijk leider (proost) van van het Sint-Janskapittel. Hier is een overtuigende weergave van een liggende dode gecreëerd, die met gesloten ogen en gekruiste handen is opgebaard. Het persoonlijke, weinig gestileerde gelaat heeft ingevallen wangen. De kleding valt op natuurlijke wijze in zware plooien om het lichaam. Twee toevoegingen dragen in het bijzonder bij tot een grotere werkelijkheidssuggestie, namelijk het kussen onder het hoofd van de proost en de leeuw (attribuut van moed en kracht) aan de voeten (bron: Kunst Open Universiteit).

In alle opengestelde kerken te Utrecht zijn korte beschrijvingen van de bezienswaardigheden in het interieur aanwezig. Tevens verzorgen de aanwezige gidsen gratis rondleidingen. U wordt door de gidsen heel enthousiast en vriendelijk ontvangen! Zie voor meer informatie op http://www.kerkenkijken.nl.

Museum Meermanno en de Italianen.










Museum Meermanno richt zich op het geschreven en gedrukte boek in het heden en verleden. De uiterlijke vorm en de ontwikkeling van de vormgeving van boeken staan hier centraal. De naam Meermanno-Westreenianum herinnert aan twee personen die aan de wieg hebben gestaan van dit museum. De belangrijkste is Baron W.H.J.van Westreenen van Tiellandt (1783-1848) die in dit huis, waar hij woonde, een uitgebreide boekenverzameling bijeenbracht. Zijn achterneef en belangrijke inspirator, Johan Meerman (1751-1815), bezat eveneens een indrukwekkende boekencollectie, waarvan een deel uiteindelijk ook werd opgenomen in de collectie van Van Westreenen. Na de dood van Van Westreenen vielen huis en gehele collectie toe aan de staat. In 1852 werd het huis opengesteld als museum. Van Westreenen was een typische 19de eeuwse verzamelaar die grote belangstelling had voor de geschiedenis van de oude culturen. Hij verzamelde niet alleen boeken maar ook voorwerpen uit onder andere de Griekse, Romeinse en Egyptische oudheid. Hij wist daarbij bijzondere stukken te bemachtigen. Bovendien zijn er onder meer familieportretten en souvenirs van zijn reizen in het museum te vinden (bron: Meermanno.nl).

Een van de boeken in de collectie is het "getijdenboek van de Meester van Catharina van Kleef" (Meester van Catharina van Kleef en Lieven van Lathem, ca. 1460, Utrecht?). Op deze website Literatuurgeschiedenis.nl is het hele boek te bekijken en door te bladeren. Vrijwel iedere bladzijde is verrassend door de prachtige versiering.

Wat veel mensen niet weten is dat er ook een aantal werken zijn van oude Italiaanse schilderkunst. Twee werken worden uitgebreid beschreven door Henk van Os en I. Sjobbema in het boek "Aan de oorsprong van de schilderkunst" (zie lijst met mijn favoriete boeken). Het zijn resp. werken van Francesco Vannuccio, Madonna met de HH. Laurentius en Andreas, ca. 1380 en Meester van de Osservanza (ook Sassetta genoemd), Maria met Kind en heiligen, ca. 1425. Beide werken worden overigens ook beschreven door Henk van Os in zijn boek "Gebed in schoonheid. Schatten van privé-devotie 1300-1500". Niet zelden behoren kunstvoorwerpen voor de huiselijke devotie, 'rekwisieten van een intiem spiritueel theater' zoals Henk van Os het uitdrukt, tot de fraaiste kunstwerken uit de late middeleeuwen. Met zijn keuze van de meest interessante en het best geconserveerde specimen van devote kunst die de laatste twee eeuwen voor de Reformatie hebben voortgebracht - gedreven in goud of zilver, gesneden uit hout, getekend op perkament of papier en vooral geschilderd op paneel - ontsluiert Van Os resoluut het geheim van de 'excercitia' in gebed en meditatie die geestelijken en hooggeplaatste leken ooit beoefenden; deze voorwerpen moesten hen helpen het doel te bereiken waarnaar zij smachtten: God nabij te zijn.

Het boek Gebed in Schoonheid van Henk van Os is nu overal te koop voor maar EUR 15,--. Het is een belangwekkend, vlot leesbaar boek die de lezer laat kennismaken met een gefundeerde, moderne visie op de religieuze kunst en iconografie van de middeleeuwen.

Mark Rothko


Hierboven is een werk afgebeeld van Mark Rothko "Untitled, 1962 uit de collectie van het Stedelijk Museum Amsterdam. Rothko's werk heeft een absolute, onontkoombare zeggingskracht die te maken heeft met de warmte en de zuigkracht van zijn kleurgebruik, en met de onwezenlijk tedere manier waarop hij zijn doeken heeft geschilderd. Het ging Rothko niet om esthetische schoonheid, maar om pure ervaring: "Ik ben niet geïnteresseerd in relaties tussen kleuren en vormen of iets dergelijks... ik ben alleen geïnteresseerd in fundamentele menselijke emoties - tragedie, extase, ondergang en dergelijke - en het feit dat veel mensen mentaal instorten en beginnen te huilen als ze geconfronteerd worden met mijn schilderijen laat zien dat die basisemoties ook zeker overkomen. Mensen die huilen voor mijn schilderijen hebben dezelfde religieuze ervaring die ik had toen ik schilderde''.

"In Nederland waren abstracte schilderijen met veel verfspatten in de mode, en daar moest ik geregeld over schrijven. Daar had ik weinig plezier in. Maar hier in Bazel stond ik ineens voor een heel ander modern schilderij – en het werd stil. Dit schilderij, een werk van Rothko, was werkelijk een ervaring. Ik zag kleurbanen, maar geen strak getrokken kleurbanen. Ze zwommen als het ware in een bedding van kleur. Ook de randen van de kleurbanen trokken mijn blik. Die leken als het ware op te doemen uit een eindeloze wereld. Door te kijken naar dit schilderij kreeg ik het gevoel dat het me omhulde, dat ik verdween in een eindeloze kleurbedding. En ik werd stil van deze sublieme ervaring." (Henk van Os in een aflevering van Beeldenstorm).

Over Rothko en het abstract expressionisme kunt u meer nalezen op Beeldendekunstna1945.

Mark Rothko. The Retrospektive
16 May to 14 September 2008 Galerie der Gegenwart Kunsthalle Hamburg
HamburgerKunsthalle

Landschapschilderkunst


In kader van de tentoonstelling "De ontdekking van Nederland, vier eeuwen landschap door Hollandse meesterschilders" van 12 juni t/m 28 september 2008 in het Coda Museum te Apeldoorn (CodaApeldoorn) ter verduidelijking alles op een rij.

Het landschap als zelfstandig genre in de westerse schilderkunst is een vinding van de 16de eeuw. Vóór de 16de eeuw zijn wel landschappen in schilderingen toegepast, maar dan vooral wanneer ze een verlengstuk zijn van de christelijke iconografie in voorstellingen op altaarstukken. In de geschiedenis van het landschap zijn de Antwerpenaar Joachim Patinir (ca. 1485-1524) en de Zuid-Duitse schilder Albrecht Altdorfer (ca. 1480-1538) belangrijke kunstenaars omdat ze in het begin van de 16de eeuw een belangrijke stap zetten naar de verzelfstandiging van het landschap. Zij draaien de verhouding tussen figuur en landschap om en maken al het ware de religieuze vertelling tot bijwerk bij het landschap, dat nu het hele beeldvlak beslaat.

De landschappen van Pieter Brueghel (ca. 1527-1569) vormen het culminatiepunt van de door Patinir geïnitieerde manier van landschapmaken. Tegelijkertijd bevatten zijn schilderijen elementen die het Hollandse landschap van de 17de eeuw mode zouden gaan bepalen.

Pas in het begin van de 17de eeuw - vooral in Haarlem - werd een hele nieuwe vorm van landschapschilderkunst ontwikkeld waarin het individuele-anekdotische is onderdrukt ten gunste van een landschapsidioom dat op directe natuurwaarneming is geeent en waarin de natuurgetrouwe weergave van zuiver landschappelijke hoedanigheden als ruimte, licht en atmosferische verschijnselen centraal staat. Naast Hendrick Goltzius (1558-1617), Esaias van de Velde (1587-1630) en Hercules Seghers ( 1589/90-1636) is de omslag van het oude naar het nieuwe idioom het duidelijkst te volgen schilderijen van Jan van Goyen (1596-1656).

Jacob van Ruisdael (1628/9-1682) wordt wel beschouwd als de grootste Hollandse landschapschilder. Vanaf zijn vroege jaren sluit hij aan bij het vooral door Van Goyen en Salomon van Ruysdael (ca.1600-1670) ontwikkelde typisch Hollandse landschapsidioom waarin het vertrouwde duin- en rivierlandschap centraal staat. Maar Van Ruysdael voegt vrijwel onmiddellijk aan dit vertrouwde en herkenbare een element toe dat tot een wezenkenmerk van zijn landschapskunst wordt: een gevoel voor het dramatische, indrukwekkende en soms onheilspellende. Ruisdael liet zich onder andere inspireren door de schilderijnen van Scandinavische landschappen van Allart van Everdingen (1621-1675).

In de loop van de 17de eeuw kwam de bestudering van de Italiaanse natuur steeds meer centraal te staan. De Vlaming Paulus Bril (1554-1626) speelde een stimulerende rol bij het ontstaan van het Italianiserende landschap. Brils landschappen hebben veel navolging ondervonden die zich manifesteert bij andere noordelingen als Cornelis van Poelenburch (ca. 1586-1667) en Herman van Swanevelt (ca. 1600-1655), de eerste generatie van de zogenaamde "italianisanten". Nicolaes Berchem (1620-1683), Jan Both (ca. 1615-1652) en Jan Asselijn (ca. 1610-1652) behoren tot de tweede generatie.

Navolging van Bril manifesteert zich ook onder Italiaanse schilders, maar bovenal bij de schilder die met dit type landschapschilderkunst internationale faam heeft verworven, de Fransman Claude Lorrain (1600-1682). Aan de eind van de 17de eeuw kwamen deze geïdealiseerde landschappen (de zogenaamde Arcadische landschappen) ook in Holland in de mode. Johannes Glauber (1646-1726) en Jan van Huysum (1682-1749) behoorden tot deze derde en laatste generatie van de Hollandse Italianiserende landschapschilders.

Waar de landschapschilderkunst heeft gebloeid in de Nederlanden in de 16de en 17de eeuw, vonden volgende vernieuwingen plaats in de 19de eeuw in het werk van Engelse en Duitse schilders. Een van de belangrijkste landschapschilders is de Engelse kunstenaar John Constable geweest (1776-1837). Constable is vooral bekend vanwege zijn fanatisme om de natuur superrealistisch weer te geven, tot in het kleinste detail. Veel exclusiever dan bij Constable is het landschap bij de Duitse schilder Caspar David Friedrich (1774-1840) geworden tot een expressie van de persoonlijke natuuropvatting en -beleving van de kunstenaar. In Nederland kan de schilders van de "Haagse School" hiertoe gerekend worden.
Bovenstaande kunstenaars zijn vernieuwers. Uiteraard zijn nog vele andere navolgers te noemen.

Gastcurator is Prof. Dr Henk van Os, hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam en oud-directeur van het Rijksmuseum. "Wie natuur inlijst, ontsluit haar daarmee voor schoonheidsbeleving. Er is geen land ter wereld waar zo vroeg de eigen omgeving door kunstenaars tot een oord van schoonheid werd gemaakt." Naast schilders als Van Goyen en Ruisdael uit de Gouden Eeeuw laat Van Os ook kunstwerken zien uit de periode 1750 en 1850, de Haagse School en uit de periode van eind 19de eeuw met onder andere Jan Toorop en Jan Altink.

Een aanrader!

Den Haag Sculptuur 2008... een weerzien met oude bekenden.

De hele zomer lang is niet alleen een pagina van de conceptuele kunstenaar Lawrence Weiner in een AD bijlage een gratis presentje om te bewaren, maar ook het speciale-tekst armbandje dat de kunstenaar voor de tentoonstelling Sculptuur ontwierp met daarop gedrukt de bovenste regel van de kunstenaarspagina: "geplaatst binnen de context van een implosie". Over deze tentoonstelling in Den Haag kunt u alles vinden op: DenHaagSculptuur. Den Haag Sculptuur vraagt in de zomer van 2008 aandacht voor Amerikaanse beeldhouwkunst onder de titel "Freedom" en dan vooral met werken van kunstenaars die actief waren of nog steeds zijn vanaf 1958. Met gevierde, bekende namen en aanstormende talenten. Drie beelden komen uit Belgische en Nederlandse collecties: Carl Andre's Weir uit 1983 (Haags Gemeentemuseum), Dan Graham's Children's Paviljoen uit 1986 (S.M.A.K. Gent) en Bernard Rosenthal's Odyssey uit 1968 (Middelheim Antwerpen). Ook de drie gouaches (Horizontal Bands (More or Less) uit 2002 van Soll Lewitt komen uit het Gemeentemuseum. Opvallend vond ik het werk van Hans Haacke. Het is een uitvergroot pakje sigaretten met als titel Helmsboro Country uit 1990 (zie foto). Haacke is een van de grondleggers van de institutionele kritiek. Hij poogt de dubieuze verwevenheid van bedrijfsleven en kunstinstituten weer te geven. Hoe ethisch is het dat een fabrikant van kankerverwekkende sigaretten de schone kunsten sponsoort?

Voor mij persoonlijk een weerzien met fantastische Amerikaanse kunstenaars. Voor meer informatie betreffende de meeste (vooral oudere generatie) kunstenaars kijk op : Beeldendekunstna1945.

Helaas wordt Den Haag Sculptuur ernstig bedreigd door een drastisch advies om de gemeentelijke subsidie te stoppen voor de periode 2009-2012. Er wordt een dringende oproep gedaan: stuur een steuntje in de rug naar info@denhaagsculptuur.nl. Den Haag Sculptuur moet voortbestaan!!

Museum Bredius Den Haag

Een van de indrukwekkendste schilderijen van Jan Steen is ongetwijfeld "De huwelijksnacht van Tobias en Sarah" uit ca. 1661-62. Zo'n tien jaar geleden bestond dit schilderij nog uit twee delen: MuseumBredius. Het schilderij is te zien in het Museum Bredius te Den Haag. Meer over Tobias zie: CollectieMeermanno en Statenvertaling.

Het voormalig woonhuis van Dr. A. Bredius aan de Prinsegracht te Den Haag is sinds 1946 museum. Bredius is één van de belangrijkste Nederlanders geweest (en wellicht de meest markante) op het gebied van de kunstwetenschap. Hij was van 1889 tot 1909 directeur van het Mauritshuis in Den Haag. Meer over de heer Bredius zie: MuseumBredius . Hij ontwikkelde zich tot één van de beste en meest gezaghebbende kenners van de oude schilderkunst van zijn generatie. Het was onvermijdelijk dat Bredius als kenner fouten maakte. Bredius was degene die de "Emmausgangers" van de vervalser Van Meegeren als een nieuw ontdekt meesterwerk van Vermeer publiceerde.

Gisteren was ik voor het eerst in dit museum. De sfeer is geweldig. Heel bijzonder. In de collectie zijn zowel bekende als onbekende Nederlandse schilders vertegenwoordigd, te denken valt aan o.a. Rembrandt, Jan Steen, van Ostade, en nog vele meer. De schilderijen hangen niet keurig naast elkaar, zoals in het Mauritshuis een paar honderd meter verderop. Het huis bestaat uit drie etages met verschillende kamers. De werken hangen overal verspreid, op schoorsteenmantels, boven een deurpost of gewoon aan de wand. Het is een ware ontdekkingstocht. Naast de schilderijen die Dhr. Bredius heeft verzameld zijn er ook nog meubels, porselein en zilverwerk uit zijn collectie te bewonderen. Bij binnenkomst in het pand in de eerste kamer links word je overvallen door deze verzameling. En dan zie je ineens het doek uiterst rechts van jan Steen over Tobias (zie foto). Prachtig! Bij de ingang van het huis zit een portier. Op de toonbank liggen catalogi. Het boekje "Zienderogen" uit 1977 over het museum is nog steeds te koop voor EUR 1,35. Het lijkt of de tijd heeft stilgestaan in het huis van Bredius. Ik behoor nu tot de vaste kern van bezoekers. De volgende keer neem ik al mijn familie en vrienden mee.

Tot lering en vermaak

Bij het samenstellen van mijn website "Kunst na 1945" was er geen moment dat ik dacht aan genreschilderkunst. Pas na het bestuderen van de Italiaanse schilderkunst las ik over de invloed van de Vlaamse primitieven op de Italiaanse kunstenaars en vanzelf kwam ik bij de vroeg-nederlandse schilderkunst terecht en al gauw begon de interesse voor de Gouden Eeuw. Een van de genres naast dierstukken, historie-, portret-, landschaps- en stillevenschilderkunst de figuurstukken van burgers en boeren in hun omgeving, in het algemeen aangeduid met de term "genrevoorstellingen". Zinnebeelden en allegorische voorstellingen waren in de 17de eeuw bijzonder populair. Er waren tal van emblemata-boekjes (o.a. Roemer Visscher), waarin plaatjes, zinnebeelden, voorzien werden van een tekst (o.a. Jacob Cats). Deze boekjes vormen thans dikwijls de sleutel voor de interpretatie van veel schijnbaar onschuldige voorstellingen. De teneur van de extra betekenis is van moraliserende, maar vaak ook van amoureuze of erotische aard. Een belangrijke publicatie, waarin de visie op de Nederlandse genreschilderkunst uit de 17de eeuw uitvoerig onder woorden is gebracht en aan de hand van een groot aantal voorbeelden is gedemonstreerd, is de catalogus bij de tentoonstelling in het Rijksmuseum in Amsterdam in 1976, Tot lering en vermaak. Een standaardwerk.

Dit boek is niet meer makkelijk verkrijgbaar en nogal kostbaar. Echter tot mijn verbazing ontdekte ik op de site van de "digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren" (
DBNL) een digitale versie: DBNL. Niet getreurd dus... lekker achterover hangen achter je PC en doorbladeren. Wat is de digitale wereld toch mooi!

De stier wijkt niet uit Utrecht.


De eerste Mariakerk in Utrecht was in 1099 gewijd en de laatste resten is helaas in 1844 afgebroken. Een deel van het pandhof bleef gespaard. De vormgeving van het bouwwerk, dat als een nieuwe paltskerk was gedacht, maakte de St. Mariakerk tot een driedimensionale manifestatie van keizerlijke ideologie en macht. Met de twaalf zuilen van de arcades van het middenschip werden vanwege hun aantal ongetwijfeld de twaalf apostelen bedoeld. Pieter Jansz. Saenredam tekende in 1636 het schip vanuit de viering. De bandribgewelven, samengestelde pijlers en galerijen waren opzienbarende vernieuwingen in de vroege twaalfde eeuw. Ook zijn er tekeningen en schilderijen van Saenredam bekend van de buitenkant van de kerk. Pieter Saenredam maakte het schilderen van kerkinterieurs tot een hoogstaand specialisme en besteedde uitzonderlijk veel tijd aan de voorbereiding van een architectuurstuk. Het schilderij "Het middenschip en koor van de Mariakerk te Utrecht" voltooide hij in 1641 (zie foto). Het paneel is in het Rijksmuseum te zien. Duidelijk is te zien dat het koor in de 15de eeuw is aangepast aan de toen moderne gotische stijl. Er valt verder iets bijzonders op aan het schilderij. Drie figuren links op het schilderij staan nadrukkelijk naar een pijler te kijken waarop een reliëf is aangebracht van een stier met daaronder de volgende uit het latijns vertaalde tekst: "Hoor nageslacht, wat je in jouw tijd vertellen zult: met stierenhuiden is deze pijler in de bodem gesteld", en duidt op een veel verteld verhaal dat zich zou hebben afgespeeld tijdens de bouw van de kerk. Volgens de legende hadden de bouwers problemen met het funderen van pijlers en muren in de moerassige grond. Een Friese bouwmeester had de oplossing, maar wilde deze slechts voor veel geld openbaren. De kerk was niet bereid voor het advies te betalen en ontfutselde het geheim aan de zoon: grondvest de pijlers op stierenhuiden. De bedrogen bouwmeester nam wraak na de wijding van de kerk in 1099; hij doodde bisschop Koenraad met een dolk.

Een fragment van het stierenreliëf en opschrift bestaat nog steeds en wordt bewaard in het Centraal Museum in Utrecht.

Een ontdekkingstocht door Napels

Donatello, Sant Angelo a Nilo, 1426-28

Wie de catalogus "Painting in Naples, from Caravaggio to Giordano" van Royal Academy of Arts London, 1982 doorleest zal tot ontdekking komen dat buiten Rome, Florence en Siena de stad Napels bijzondere (met name barokke) kunstwerken herbergt. In het voorjaar 2008 ben ik daar voor het eerst geweest. De voorbereidingen op deze kunstreis, georganiseerd door Annet en Tonnis Poppema in Haren, hebben mij geïnspireerd tot het samenstellen van een document getiteld "De napolitaanse school, de erfenis van Caravaggio, schilderkunst van Napels van 1601 tot 1715". Ik zal dit binnenkort op de blogger zetten. De stad heeft een ongeloofelijke sfeer en is uniek te noemen. Uniek om zijn verborgen kunstschatten. Een ontdekkingstocht. Natuurlijk zijn het Pompei, Herculaneum, het Nationaal Archeologische Museum en de Vesivius die het allemaal nog spectaculairder maken, maar het is het Nationaal Museum van Capodimonte en het zijn met name de talloze kerken met hun kunstwerken die een onvergetelijke indruk op je maken.

Waar te beginnen? Laat ik de chronologie handhaven en beginnen met de periode uit de renaissance en beginnen met Basilica van San Domenico Maggiore met schitterende fresco's van P. Cavallini uit 1308-09 in de kapel van de fres
co's. En met de kerk Santa Maria Donnaregina met een tombe van Tino di Camaino uit 1326 voor de koningin Maria van Hongarije. Imponerend is het grafmonument in de kerk van San
Giovanni Carbonara voor Koning Ladislas en Joan II uit 1414-1428 gemaakt door Andrea da Firenze. Ook maakte hij in 1441 een grafmonument voor Sergianni Caracciolo. Verder Sant'Angelo a Nilo met het grafmonument voor kardinaal Rinaldo Brancaccio van Donatello en Michelozzo uit 1426-28 (zie beide foto's). Opvallend is de hoofdingang (de ark de triomph) van Castel Nuovo uit 1443. Aan dit renaissance bouwwerk hebben ook een aantal Toscaanse kunstenaars aan bijgedragen, onder andere Francesco Laurana. En verder de Sant'Anna dei Lombardi oftewel de kerk van Monteoliveto. In de Piccolomini kapel is een monument gemaakt door de florentijn Antonio Rosselino voor de kardinaal van Portugal. Een ander kunstenaar uit Florence, niet minder dan Luca Della Robbia, heeft het plafond gedecoreerd. Dit alles rond 1475-90. Indrukwekkend is in deze kerk het terracotta beeldengroep van Guido Mazzoni, de Lamentation van de dode Christus uit 1492. Nog nooit heeft een kunstenaar dit zo krachtig en vol passie uitgebeeld. In de kathedraal van Napels is een altaarstuk te bewonderen van Perugino, de "Hemelvaart met de Donor Oliviero Carafa" uit 1508-09.

Ik zal zeker vaker terugkomen op het fenomeen Napels. De komende tijd zal ik hierover berichten. Ik ben benieuwd naar uw ervaring!

Rubricering beeldhouwkunst en schilderkunst

Wie een kunstwerk wil begrijpen, zoekt naar een kader waarbinnen het bestudeerd kan worden. Een voor de hand liggend kader is bijvoorbeeld dat van de chronologie. Als men uitgaat van de gedachte dat er in de beeldende kunsten een zekere ontwikkeling valt te onderkennen, kan kennis van de plaats van een werk in die ontwikkeling bijdragen aan een beter begrip ervan. Hiervoor heb ik 43 beeldhouwwerken en 53 schilderijen/fresco's die een basis vormen van een zelf samengestelde cursus chronologisch geordend. Hierin is een bruikbaar referentiekader voor de bestudering van een beeldhouwwerk, zoals chronologie, plaats van herkomst, onderwerp, techniek en functie opgenomen. Voor de bestudering van een kunstwerk is een samenspel van relevante rubrieken vereist.

Binnenkort wordt op deze blogger de cursus voor iedereen gepubliceerd!