Breyten Breytenbach in het Groninger Museum

Breyten Breytenbach, Oude Koning (Breyten), 1966 Groninger Museum (foto: Henk Woudsma)
Na Lucebert in 1958 trok Galerie Espace in Amsterdam nog een aantal andere dubbeltalenten aan zoals in 1964 de Zuid-Afrikaanse schilder en schrijver Breyten Breytenbach. In 1966 hield Breyten daar zijn tweede expositie van zijn schilderijen, getiteld "Le Singe Peint". Naar aanleiding hiervan gaf Espace een catalogus uit met als omslag een prachtige dubbele litho van menselijk gedaanten in een surrealistische stijl. Op 17 augustus 2008 heb ik daarover en over Breytenbach een uitgebreid artikel geschreven: Breyten's surrealistische gedachtenstroom. Tijdens deze expositie was ook een schilderij te zien, getiteld "Old King (Breyten) uit 1966. Toevallig en erg verassend is dat dit werk nu ook te zien is op de tentoonstelling "100 jaar verzamelen 1894-1994" in het Groninger Museum als één van de werken uit hun collectie.

Breytenbach zich vanaf het begin van zijn Parijse tijd het beste heeft thuis gevoeld bij de zogenaamde Nieuwe Figuratie, een richting die zich afzette tegen de dominantie van de abstract werkende École de Paris. Voor meer informatie over deze stromingen klik op: Kunstencyclopedie beeldende kunst na 1945. Binnen de figuratieve stroming oriënteerde Breytenbach zich op het uit de jaren twintig daterende surrealisme, dat ook lang na 1945 nog een inspiratiebron voor tal van schilders, dichters en schrijvers bleef. De surrealistische beeldtaal bood Breytenbach een mogelijkheid om uitdrukking te geven aan zijn gevangenschap in Zuid-Afrika. De werkelijkheid begon hij steeds meer als een benauwende droom te ervaren. Opvallend zijn telkens terugkerende symbolen: groteske kruisingen van dier en mens, kadavers, geamputeerde lichamen, bloeddorstige beesten. Galgtouwen dalen af uit de ruimte; mensen veranderen nu eens in vogels en dan weer in vissen; figuren zonder hoofden, ogen of armen staan er als zoutpilaren bij; een vagina is eerst een mond, daarna een oor en vervolgens een hoed, een wortel en een tong hebben de vorm van een penis. Anders dan je verwachten zou, stralen deze beelden geen kilte uit, maar suggereren ze kwetsbaarheid. Daarbij gaat het lang niet alleen om concretiseringen van de naamloze en onbestemde angst die van buiten komt, maar ook om de monsters die tevoorschijn komen uit de krochten van het eigen onderbewuste (bron: Trouw, 1 juli 2009).